
 
		v a n   d e n   b e r g h ,  behoorde  Duurstede  tot  de gouw Niftarlake, maar in  de rijks-  
 verdeeling  van  859  komt zij  afzonderlijk  voor,  als  behoorende  nevens  bet  Her-  
 togdom  Friesland  tot  aan  de Maas,  Hameland  en  de  Betuwe,  tot  hei  aandeel  
 van Lotharius,  en  volgens  de  Fränkische  jaarboeken  werd  de plaats in  850 door  
 dezen  aan  den.Noorman  Rorich,  met  andere  Graafschappen, te leen gegeven  (1).  
 Evenwel  is  het  reeds  zeer  vroeg  onder de Utrechtsche kerk gekomen en gebleven,  
 zoo  als  uit  de  Charters,  door  Heda  medegedeeld,  blijkt. 
 Er  bestaat  een  oud  verhaal,  dat Dorestad  ten  tijde  van  haren bloei 52kerken  
 zoude  bezeten  hebben,  waaronder  sommigen  dan  ook  de  kloosters  en  kapellen  
 begrijpen.  Indien  zulks waar  is  [maar  anderen beschoüwen  dit als van den pagus  
 Dorestad  vermeld],  zoude  de  plaats  al  zeër  uitgestrekt moeten  geweest zijn.  Dit  
 verhaal  vindt men  bij  twee  sohrijvers,  te weten bij den zoogenaamden  m a r c e lli-  
 nu s  in  zijn  Vita  S.  Suidberti,  een  geschrift  hetgeen  door  den  Abt ghesqtjmre ,  
 dien  grooten  kenner  en  juisten  beoordeelaar  van  middeleeuwsche  werken,  aan  
 de  14e  eeuw  toegeschreven  wordt,  en-verder  in  het  Leven  van  den  Heiligen  
 Frederik,  Bisschop  van  Utrecht,  dat;  volgens  de  Bollandisten,  waarschijnlijk  
 uit  de  I I e  eeuw  dagteekent  (2). 
 olieron,  p.  184:  «Ingieditnr  vero  ipse  Rhenus  in  mare  Oceanum  snb Dorostate  t'rigonuffi  
 patria.»  Idem  L.  I ,   p.  24:  «Secunda  est  hora  noctis  ex  parte  ipsa  Germania  vel  Frixo-  
 num  Derostates  est  patria.»  —  In  den  Brief  van  het  jaar  776  bij  Heda,  p.  41,  lezen  
 wij:  «In  Trajecto  veteri  snbstns  Dorestado.» 
 (1 ).Ann.  Berlin,  ad  annnm  850,  bij  p e r t z ,   I ,   445:  «Rorieh nepos  Herioldi qni uuper  
 a Lothario  defecerat,  assumtis  Normannorum  exereitibns,  cum multitndine  navium Frisiam  
 et Batavorum  insulam,  aliáque  vieina  loca  per  Rhenum  et  Vabalim  devastat.  Quem  Lotharius, 
   cum  comprimere  nequiret,  in  fidem  recepit  eique  Dorestadum  et  alios  comitatus  
 largitur.»  —  Am.  Melemes  ad  A.  850  ( p e r t z ,   I ):  «Roricns  qni  cum  fratre  Harialdo  
 Dorestadum  jure  beneficii  tennerat  ab  imperatore  Ludovico.»  Zie  verder  d e   r h o e r   over  
 Dorestadum  in  de  Yerhandelingen  van  het  Zeeuwsch  Genootschap,  D. V ,  bl.  848  volgg.  
 en  v a n   b o l h ü i s  ,'de  Noormannen  in Nederland,  bl.  101  volgg. —   Dit  alles  volgens  v a n   
 DEN  BERGH  t.  R.  p.  bl.  171. 
 (2)  Op  den  18  Julij  vindt  men  in  de  Acta Sanctorum  in  het  Vita S. Friderici Fpisc.  
 Traject.y  Cap.  7:  «Normanni  villae  nomine  Dorestadt  quondam  magnae,  quae  nunc  
 Wijck  vocatur,  in  qua  etiam  ut  ferunt  quinquaginta  quinqué  ecclesiae  in  Bei  et  Sanctorum  
 suorura  honore  fnerant  construetae.* 
 In  de  overgeblevene  Charters  en  Jaarboeken  (Annales)  vindt men daaromtrent  
 echter  niets  vermeld,  hetgeen  wij,  indien  het  berigt  waarheid  behelst,  met  v a n  
 d en  BERGH  bevreemdend  oordeelen.  Writ  eenigzins  tot  bevestiging  van  het  vermelde  
 zoude  kunnen  dienen,  is  dat men  in  het  leven  vari  den  Heiligen  Anska-  
 rius,  den Apostel  van  het  Noorden,  léest,  dat  er  te  Dorstad  zeer  vele  kerken  
 waren  (1).  Ludgerus  noemt  het  in  het leven  van  den  Heiligen  Gregorius  eene  
 beroemde  plaats  (2).  In  een’  brief  van  776  wordt  alleen  van  de  ecclesia  quae  
 est  super  Dorestad  constructa  et  voeatur  übkirilca  gesproken. 
 Zeer  dikwijls  wordt  Dorstad  een  beroemd  emporium,  genoemd. 
 Tot  dus  verre  meestal  volgens  v a n   d e n   b er g h   ,  maar  wijlen  de  kundige  
 s.  H.  va n  d e r   no o rda a   heeft  indertijd,  naar  aanleiding  van  een  in  de  9®  eeuw  
 onder Kéizer  Lotharius  te  Dorestad  geslagen  denarius  of zilveren  penning,  na  
 veelvuldige  onderzoekingen,  eene  monographie  over  deze  plaats  en  laridstreek  
 geschreven  en  doen  afdrukken  in  ons  Tijdschrifi  voor  Alg.  Munt-  en  Penning-  
 künde.,  Ie  Deel,  bl.  773—858.  Wij  willen  hier  het  hoofdzakelijkê  van  ’s mans  
 ondèrzoekingen  in  breede  trekken  mededeelén. 
 Ter  plaatse  van  het  aloude  kasteel Dorestadum,  in  de  nabijheid  van  het  te-  
 genwoordige  Wijk  bij  Duurstede,  heeft  men  in  dé  jaren  1825—1835  de  zeer  
 uitgebreide  grondvesten  ontdekt  van  gebouwen,  van  zulk  eene  bijkans  oriverbre-  
 kelijke  sterkte,  dat  het  waarschijnlijk  was  dat  ze  tot  den  tijd  der Romeinen  
 behoorden,  en  dus  uit  het  lijdvak waren  van  vóór  de  Fränkische overhriersching.  
 Zulks  versterkte  dan  ook  het  vermoeden  van  Heda,  Buchèlius  en  Oudaan,  dat  
 de Burg Dorestadus  eene  van  die  sterkten  geweest  is,  welke  door  de  Romeinen  
 in  verschillende  tijden  aan  de  Rijnboorden  werden  gebouwd.  Iets waarvodr  oök  
 pleit  het  vinden,  op  verschillende  tijden,  van  een  aantal Romeinsche munten  in  
 de  nabijheid  dier  plaats. 
 (1 )  R em b e r t i ,   Vita  S. Anskarii,- C.  17,  bij  p á n t ,  Berum Suecicarum Scriptores, D. I I ,  
 p.  210,  en  bij  p e r t z ,   1 1 ,7 0 5 ,  staat:  «Vade  ad  Dorstadum;  ibi  sunt  ecclesiae  plurimae  
 et  sacerdotes  et  clerici;  ibi  indigentinm  multitudo.» 
 (2)  Op  den  25  Augustas  in  de Acta Sanctorum  staat in:  ludgeri vita S. Gregorii, C.  2.  
 «B.  Gregorius  Trajectum,  antiqnam  civitatem,  et  vioum famosum  Dorstad  cum  ilia  ima-  
 diavit  parte  Fresonjae,  quae  tunp  tqmporis  ChristianitRtis  nomine  censebatur.»