* DaVNTRS'
voor Daventre, de oude naamspelling van de overoude Nederlandsche IJsselstad.
Deventer komt, volgens Mr. i . p h . c . v a n d en bergh (1) , reeds voor in
899. De plaats ontleent haren naam van zekeren d a v o , een bijzonderen vriend
van den heiligen Lebuin of Lebuinus. Zulks blijkt uit het Leven van dezen laat-
sten door Hucbald (een werk der 10B eeuw), te vinden bij p e r t z , Monumenta
Germaniae, I I, 864, waar wij lezen: » Humo recondito (Lebuinus) cum debita
honorificentia in ecclesia portus Daventriensis. Cui loco hoc inditum constat
vocabulum a DaVone quodain, honorifico ac potenti viro S. Lebuintì dum ad-
huc viveret familiarissimo.»
Wij zien hieruit dat Deventer, de hoofdplaats der gouw Hamaland, reeds
toen als havenstad vermeid werd.
In 954 heet de stad »Urbs Davìndre in pago qui dicitur Hamalant, in co-
mitatu Wigmanni»; zie Sagittarius Antiq. Magdeburg, p. 80. Ook in het register
van Sarracho bij Falke in zijn Cod. Trad. Corbej. heet het : Damndre in pago
Homeland. Twee jaren later werden, volgens boNd a m , X, N° 51; 52, in die
stad dertig huizen (casae) weggeschonken, en in 1046 worden daar (vroegere
vermeldingen der Munt schijnen verloren gegaan te zijn) vermeld munt, toi en
gerigt over het Graafàchap'(2). Dit regt van munt, enz. schijnt aan de hoofd-
steden der gouwen eigen geweest te zijn. In later tijd, in 1486 , toen Deventer
door Keizer Frederik, die aan de sieden Zwolle en Kämpen de zelfde voorregten
schonk, ook bevoorregt werd, ontving zij daarbij, gelijk wij in onze Manien van
Overijssel, bl. 295 reeds medegedeeld hebben, ook het regt der gouden munt.
Wij ontleenden de afbeelding van den door ons medegedeelden denarius aan
c a p p e , in zijn werk: die Münze der Deutschen Kaiser und Könige, onderN” 172.
De derde denarius eindelijk, welken wij aan Otto III meenen te mögen toe-
kennen, heeft op de vz. weder een Karolingisch kruis, door vier bolletjes ge-
cantonneerd, binnen eenen parelcirkel. Het omschrift is:
(1) Zie zijne Middelnederlandsche Geographie, bl. 185, ■ van d e r a a vermeldt in zijn
Aardrijkslcundig Woordenboek der Nederlandev., op welken grond ¡s ons pnbetend, dat de stad
reeds vroeger door de Saksers ingenoinen en, door de Nbormannen verwoest was geworden.
(2) Zie van den beegh t. a‘. p. bl. 185.
■f. OTTO REX.
Men lette op den zonderlingen vorm der letter E.
Op de kz, vertoont zieh binnen een cirkelrond eene figuur, die veel van de
Grieksohe omega (fl) heeft, Deze letter komt ook op andere munten uit de
vroege middeleeuwen voor; zie b. v. N° 1 van Hendrik I I , doch dan vergezeld
van de mede Grieksche letter A, terwijl beide vereenigd op Christus wijzen.
De Heiland toch zeide eenmaal: »Ik ben de alpha en de omega, het begin en
het einde» (de omega is., gelijk. men weet, de laatste letter van het alphabeth,
even als de A de eerste is), Het omschrift schijnt te zijn:
DAVVEDTR
hoewel, wij bekennen het, de zaak niet uitgemaakt is. Wij ontleenden de af-
beelding aan ca ppe ’S Münzen der Deutschen Kaiser und Könige, PI. XIII,
N° 212. Men Vergelijke daarmede N° 239. dl
Andere, binnen de grenzen van het tegenwoordige Nederland vervaardigde,
munten van Keizer Otto III zijn ons nimmer voorgekomen.
Na den vrioegtijdigen dood van dezen in vele opzigten voortreffelijken Vorst?
kwam Hendrik II van 1002-—1024 op den Keizerlijken troon.
Otto I had de Vereeniging der waardigheid van Koning van Duitschland met
die van Roomseh Keizer of Keizer der Römeinen hernieuwd; hij volgde daarbij
een grootsch denkbeeid, en al is dan ook de verbindtenis van Duitschland met
Italie voor eerstgemeld land, en dus ook voor het tegenwoordige Nederland, dat
er een deel van uitmaakte, in menig opzigt nadeelig geweest, blijkt het toch
uit de geschiedenis ten duidelijkste, dat zij voor de Christelijke kerk in het
Westen van het grootste belang geweest is. Ware het middelpunt, dat de kerk
in den Pauselijken stoel verkregen had, zonder eenen magtigen wereldlijken
steun gebleven, zoude zij ligtelijk bij het wilde woelen der partijen in Italie te
gronde gegaan zijn of door de magt der Grieken, die nog bijna half Italie in-
hadden, onderdrukt geworden zijn en Rome ware aan Konstantinopel onderwor-
pen geraakt. En welke gevolgen zulks voor Europa zoude gehad hebben, is
ligtelijk op te maken. Het verouderende, innerlijk kranke, reeds door het voort-
dringende Mohamedanismus bedreigde Grieksche Rijk zoude voor Europa geen
vereenigingspunt hebben kunnen zijn en zoude de kerk niet hebben kunnen