
 
		schap  en  is  afgebeeld  door  den  Heer  rethaan  m ac a Re,  op  PI.  I I , N°  37  zijner  
 Tweede  Yerhandeling. 
 Wederom  gaan  wij  over  tot  eebe  andere  soort  van  zilveren  munten,  door  ons  
 onder  N°  24  en  25  afgebeeld. 
 Beide  hebben  öp  de  Vz,  een  links  gekeerd,  uiterst  ruw,  hoofd.  Zelden  zagen  
 wij  ruwer  af beelding  van  een  menschenhoofd,  en  tooh  zal het  zoodanig een moe-  
 ten  voorstellen.  Het  is  bedekt  inet  eenig  puntig  tooisel.  Voor  dat  op  N°  24  
 ziel  Inen  feen  krnis-  of  bloemvormig  sieraad;  onder  hetzelve  bolletjes  of parels;  
 terwijl  aan  de  bovenzijde  zieh  sporen  van  een  parelrand  vertoonen. 
 Op  de  kz.  vertoonen  zieh  vier  naar  elkander  gekeerde  hoekige,  als  in  bolletjes  
 of paarlen  eindigende,  figuten,  met  een  punt  in  het  midden,  terwijl  tussehen  
 die  figuren  regelmatig  geplaatste  bolletjes>  twee  en  een,  gezien Worden. 
 N°  24  is  te Domburg  gevonden,  weegt  1,1  w.  en  bevindt  zieh  in hetKabinet  
 der  Leidsche  Hoogeschool.  Een  ander  exemplaar,  ter  zelfder  plaatse  gevonden  
 en  betzelfde gewigt  hebbende,  wordt  in  onze  Verzameling  aangetroffen. 
 N°  25  heeft  voor  den  kop,  in  plaats  van  een  kruisje  of bloempje,  drie  bolletjes, 
   twee  en  een. 
 Op  de  kz.  zijn  de  vier  hoekige  figuren  niet  regelmatig  geplaatst,  en  ook  
 de  bolletjes,  die  niet  zoo  talrijk  zijn  als  op  de  vorige,  missen  de  regelmatige  
 plaatsing. 
 ln  het  Kabdnet  der  Leidsche  Hoogeschool  bevinden  zieh  twee  exeinplaren  de-  
 zfer  inunt,  iedfer  0,3  w.  wegende,  zoodat  wij,  schoon  ze  in  door  het  zeewater  
 afgebeten  toestand  verkeeren,  ze  wel  als  halve  van N°  24  durven  beschoüwen. 
 N°  26  heeft  op  de  vz.  het  zoogenaamde  sigiltutn  Davidis,  zijnde  twee  door  
 elkander  geplaatste  driehoeken.  Zij  hebben  in  han  midden  een  kruisje. 
 Op  de  kz.  ziet  men  eene  figuur,  die  veel geüjkenis  heeft  met  de  letter ,A,  
 hoewel  het  middeldeel  (tussohen  de  beenen)  van  den gewonen  vorm  afwijkt.  Van  
 boven  ter  zijde  vertoonen  zieh  twee  punten.en  van  onder  twee  kruisjes. 
 K,  Deze munt,  indeitijd  te Wijk  bij  Duurstede  gevonden,  is  toen  door  ons  
 getaekend  geworden,  doch  wij  verzuimden  den  naam  des  eigenaars en bet gewigt  
 der  munt  bij  onze  teekening  te  plaatsen. 
 N°  27  heeft op de  vz.  eenige regelmatig  boeksgewijze  schuins geplaatste lijnen, 
 .  .mw' 
 met  een  kruisje  in  het  midden  en  twee  punten  van  boven,  alsmede  even  zoo  
 vele  van  onder. 
 Op  de  kz.  staan  eenige  ruwe  figuren,  een  kruisje  en  bolletjes  afgebeeld. 
 K.  Weegt  0,8  w.;  werd  den  8  Eebruarij  1776  op  het  strand  van  Domburg  
 door  wijlen  den  geleer4en  a.  klxiit  met  eenige  andere  stukjes  aangekocjit  en  
 kwam  later,  door  gesohenk  van  wijlen  den  Numismaticns  o.  van  orden,  in  
 het  Munt-  en  Penningkabinet  der  Leidsche  Hoogeschool. 
 N°  28  heeft  op  de  vz.,  doch  eenigzins  op  andere  svijze  dan  op  N'  26,  het  
 sigiUum  Davidis  of  de  twee . door  elkander  gestrengelde driehoeken, met een kruis  
 in  hun  midden.  Thans  zijn  buiten  die  figuren  ook  nog  vier, bolletjes  zigtbaar. 
 Op  de  kz.  vertoonen  zieh  rondom  een  kruisje  eenige  figuren,  die  naar  letters  
 gelijken.  Ook  van  boven  vertoont  zieh  nog  een  kruisje,  dat  door  bolletjes  om-  
 ringd  is. 
 Z.  Een  exemplaar  dezer  muntsoort  in  het  Leidsch  Käbinet ,  dat  te Wijk  bij  
 Duurstede opgegraven  werd,  weegt  0,95  w.;  een  ander,  dat  te  Domburg  werd  
 gevonden,  0,8  w.;  een  derde  dito,  mede  aldaar  gevonden,  doch  waaraan  een  
 klein  stukje  ontbreekt,  haalt  slechts  0,3  w.  Wij  meenen  dat  dit  een  half van  
 de  andere  zal  zijn. 
 M?  29  heeft op  de  vz.  een  rnw, misteekend, menschelijk borstbeeld,  vlak van  
 voren  te  zien,  in  een  cirkel,  aan  weiks  binnenzijden  van  boven  zieh  dusdanige  
 figuren  bevinden  als  men  op  de  vz.  der  munten  l-^-20  aantreft.  Aan  beide  
 zijden  van  het  borstbeeld  ziet  men  twee  kruisjes. 
 Op  de  kz.  vertoont  zieh  eene  «iangvormige  figuur  in  een niet volkomen ronden  
 cirkel.  Aan  de  buitenzijde  ziet  men  gebogene  streepjes  op  gelijke  afstanden  
 geplaatst.  Buiten  den  cirkel  vertoont  zieh  een  parelrand.  De  figuur  der  slang  
 kotnt  dikwerf  voor  op  af beeldingen  van schepen  en andere voorwerpen der Noord-  
 sehe  zeeroovers  uit  de  middeleeuwen. 
 Z.  Weegt  1,1  w.;  werd  te  Wijk  bij  Duurstede  gevonden  en  bevindt  zieh  in  
 het  Penningkabinet  der  Leidsche  Hoogeschool. 
 N°  30  heeft  op  de  voor-  en  keerzijden  dergelijke  afbeeldingen  als op de vorige  
 munt.  De  strepen  ter  zijde  van  het  hoofd  wijken  thans  echter  zeer  in  vorm  af.  
 Ook  ontbreken  de -kruisjes  en  vindt  men  daarentegen  vier  bolletjes  ter  plaatse 
 5*