
 
		dat  het  een  aantal  kostbare,  en  daaronder  vele  unieke,  stukken  uit  de  vijf  
 werelddeelen  bevat.  Niet  weinige  zeldzame Nederlandsche  munten  des  Kabinets,  
 uit  den  tijd  van  voor  de  Pacificatie  van  Gen'd,  Zijn  in  dit  werk  voor het  eerst 
 in  het  licht  gegeven. 
 De  indertijd  in  het  eerste  Deel  van  dezen  arbeid  toegezegde  Numismatische  
 Kaart  der  Nederlanden  hopen  wij  dat  den  gebruikers  van  ons  werk  aangenaam  
 zal  zijn. 
 leiden s  September  1866. 
 DE  SCHRIJVER. 
 munten  der  fränkische  vorsten. 
 R u im   vier  eeuwen  na  Christus  geboorte  hebben  de  volkstammën,  die  toen  den  
 Nederlandschen bodem bewoonden, volgens alle waarschijnlijkheid,  na  de vermin-  
 dering  van  den  ruilhandel  in  waren,  zieh  van  ronde  metalen  schijfjes,  zoo  van  
 goud  als  van  zilver  en  koper,  bediend;  welke'schijfjes  den  Stempel  droegen Van  
 de  overwinnaars  des  lands,  de  Romeinen  (1), 
 Toen  de  kracht  van  het  Lagere  Rijk  gebroken  werd  (2),  en  misschien  reeds  
 vroeger,  ontstond  er  een  aantal  namaaksels  van  de  gouden  munten,  geheeten  
 trientes  solidi,  van  dat  Rijk,  eerst,  en  wel  het  langdurigst,  in  Gallië,  later  ook  
 misschien binnen  de grenspalen  van het  tegenwoordige Nederland,  te Maastricht,  
 te  Utrecht  en  te  Wijk  bij  Duurstede  geslagen;  in  de  streken  van  het  thans 
 (1)  Dat  in  dit  land  de  munten  der  Galliers  in  gebruik  zouden  geweest  zijn,  blijkt  
 daardoor minder waarsehijnlijk,  omdat  ze niet  dan  bij  uitzondering,  en  dan  wel  alleen  in  
 Noord-Braband  en  Limburg,'voorkomen,  veelal  bij  vonden  van  Bomeinsche munten.  In  
 Belgie,  dat  een  deel  van  Belgiseh-Gallie  uitmaakte,  zijn  ze  meer  algemeen. 
 (2)  Zie  daarover,  wat  de  Pranken  betreft,  voornamelijk  de  Salische Pranken,  en  hun  
 verdringen  der  ßomeinen  uit  deze  streken,  Dr.  i.  h .   m u l l e r   [opzigter van  het Muntka-  
 binet  van het Germaansche Museum  te  Neurenberg] , Deutsche  Münzgeschichte  his  zu  der  
 Ottonenzeit,  Leipzig  1860,  8°,  Seite  61  folg.