tot bet zorgvuldig bestuur van zijn kerkelijk regtsgebied bepaald had, zoude kij
eene eetvolle plaats onder de geestelijke Vorsten van Duit3chlahd ingenomen
höbben. Maar hij was in hooge mate trotsob en heerschzuchtig en kon niet
verdragen, dat de voogdij des jongen Keizers zonder hem uitgeoefend werd. Hij
ontwierp het plan om die in zijne banden te doen overgaan; de eerst kortlings
door de Keizerin tot Hertog verhevene Otto van Beijeren (Otto van Kordheim),
Graaf Egbert van Brunswijk, en ook de Aartsbisscbop Siegfried van Mentz waren
op zijne zijde. Toen de Keizerin met haar zöon in 1062 het Pinksterfeest
op bet eiland van den heiligen Suibert in den Rijn, thans Keizersweerd genoemd,
vierde, begaven de zaamgezworemen zieh bij haar ten Hove. Na denen feest-
maaltijd, toen de jonge 12jarige Koning zeer opgewonden was, ¡noodigde de
Aartsbisscbop Hanno hem uit, om met hem bet prächtige schip te gaan beschou-
wen, waarmede hij van Keulen aangekomen wasj de knaap volgde zorgeloos;
maar toen hij zieh aan boord bevond, stieten de stuurlieden, öp een wenk'.van
den Aartsbisscbop, snel van den oever en stunrden midden in den stroom. De
jonge Koning, die van een zeer rlevendig en ligt opgewonden gesfel was, vreesde
verraad en gevaar, en sprong, voor dat iemand het beletten kon), in den Rijn.
Hij zoude verdronken zijn, bijaldien niet Graaf Egbert hem snel nagesprongen
wäre en hem met eigen levensgevaar gered had. Men overlaadde hem nu met
liefkozingen en beloften, en hij liet zieh mede naar Keulen voerem. Het aan
de beide oevers verzamelde volk, dat het gebeurde aanschouwd had, begeleidde
de varenden met zijne verwenschingen.
De verschrikte, diepbedroefde Keizerin , die bare goede voomemens zoozeer
miskend zag, kon niet besluiten, iets wat echter, met het oög op baren on-
mondigen zoon, misschien zeer wenschelijk geweest wäre , haar kind te volgen,
en trok zieh op hare goederen terug. De Aartshisschop Hanno, om aan zijne
daad den schijn te geven, als had die tot ’sRijks welzijn plaats gehad, bepaal-
de, dat steeds die Bisschop, binnen wiens regtsgebied de jonge Keizer zieh
zoude bevindbn, de eerste plaats in het Rijksbestuur bekleeden zoude; maar
natuurlijk dacht hij toch steeds de hoofdrol te speien. Met den jongen Koning
gelukte het hem echter niet. De indrukken van het voorgevallene waren, gelijk
steeds bij knapen van zijn leeftijd, onuitwischbaar; hij gevoelde de ondervondene
valsche behandeling diep, Yan den. beginne af had hij eenen grooten haat tegen
Hanno opgevat, en noch, het karakter, noch de daden van den Aartsbisschop
waren geschikt „ om het hmit van, den knaap te winnen»
De donkerziendei en .strenge man vorderde wat het van zijne rnoeder ge-
seheidene kind. niet kon doen.
Zijne geaardheid was zeer levendig, zijn gevoel warm, ja tot de uiterste he-
vigheid in staat;. daarbij bezat hij een verheven, ridderlijken zin, die, wanneer
hjj met liefde bestuurd geworden wäre, zijn leven en streven eene edele rigting
had kunnen; geven. Maar nu was hij: in zieh zelven gekeerd en voedde inwendigen
wrok., ,Eni hee weinig waren ook de handelingen der menschen, die hij
om zieh zag, geschikt om hem wäre achting in te: boezemen! Reeds in het eerste
jaas zijns levens onder de. voogdij: van geestelijke Vorsten, leerde kij eenige. van
hea van de kwaadste zijdie kennen. Kelfs de strenge Hanno versmaadde het
niet om, tot. hevestiging zijner magt, zijne aanhangers met Rijksgoederen te
belooneu en daarvan ook voor zijne eigene kerk rijkelijk te nemen; anderen
maaktea het nog erger; eigenbaat trad in de laagste gestalten te voorschijn en
daarbij slopen teugelloosheid en willekeur immer., steeds meer in. Een voorbeeld,
dat de jonge Koning met eigen oogen maest aanschouwen en dat mede zal bij-
gedragen hebben om aan zijn buigzaam karakter eene kwade wending te geven,
möge in plaats van vele andere hier tot bewijs strekken.
De, jonge Keizer vierde het Kersfeest van 1062 te Goslar. Toen de zitplaatsen
in de kerk ■ voor de avondgodsdienst verordend werden, ontstond er een rangstrijd
tusschen het gevolg van den Bisschop van Hildesheim en dat van den Abt, van
Fulda; volgens het oude gebruik. had de Abt van Fulda zijne plaats- dadelijk
na den Aartshisschop van Mentz,;, doch thans eischte de Bisschop van Hildes-
heim deze plaats, dewijl Goslar tot zijn regtsgebied behoorde. Men twistte,
j^ werd zelfs handgemeen , en alleen de tusschenkomst van Hertog Otto van
Beijeren,, die den Abt in mjn-, regt handhaafde;, maakte een einde aan den strijd.
Doch op het. volgende Pinksterfeest van- 1063 brak die; met grootere hevighaid
weder uit., De Bisschop, innerlijk nog meer verbitterd, en de nederigheid van
zijnen grooten: Meester Christus geheel vergetende, die gezegd had, dat zijn
Bijk niet van deze wereld; was, had Graaf Egbert van Brunswijk, den zelfden