Mentz bijeen. Men telde meer dan 40,000 Ridders en de scharen van: het
opgetogen volk waren ontelbaar.
Men moet de beschrijving van bet feest in alle zijne bijzonderheden lezen, vvii
men er zieh een goed denkbeèld van-vormen (1).' Het duurde drie voile dagen
en kostte den Keizer onnoemelijke sommen. NCvens den glans der krijgshaftige
Ridderschap had men er ook schouwspelen van allerhanden aard, zoo voor de
Edelen als voor het Volk. Ook waren er zangers, dié geest en hart verhengden.
Op den tweeden Pinksterdag werden de Róomseh-Koning Hendrik en der Zwaben
Hertog Frederik, zonen des Konings, nadat zij vo’ldoende blijken hunner krijgs-
haftigheid gegeven hadden, door hunnen vader plegtig tot Ridders geslagen (2).
Een dergelijk feest, dat echter gewigtiger gevolgen voor het geslacht der Hohenstaufen
en voor alle daaronder vereenigde volken gehad heéft, kon Keizer
Frederik twee jarén later te Milaan vieren. Alles had zieh rondom hem zoo zeer
tot vrede geschikt, dat hij nog in het jaar van het Mentzer feest, 1184, zonder
leger naar Italie kon gaan, en dat hèm daar de vróeger zoo vijandige steden,
en in het bijzonder het magtige Milaan, mét het gròotste gejubel ontvingen.
Een hoofddoel zijner reis was eene verbindtenis met het Normándische Konings-
huis, dat over Napels en Sicilie heerschte. Koning Willem H was zonder hoop
van erfgenamen; als eenige erfgename des Rijks was zijne zuster Constantia,
dochter van Koning Rogerius, overig ; wanneer de Keizer zijn zoon Hendrik met
deze in het huwelijk verbinden kon, zoude de heerschappij der Hohenstaufen
zieh van de Oostzee tot aan de zuidelijke spits van Italie uitstrekken, en de van
beide zijden ingeslotene Romeinsche stoel kon dan, gelijk het scheen, in !het
vervolg, even min als de Lombardijsche steden, op nieuw tegenstand bieden.
De Pansen Lucius III en Urbänus III beseften het gëvaar en wendden alles aan
(1) Zie kohlbausch aangeh. werk, bl. 315, 316.
(2) Wat de zaken in-de Nederlariden in'dezen tijd betreft, vinden wij op het-jaar 1184 alleen
vermeld, dat de Keizer die van Utrecht alstoen vrijsteide van de betaling des.tols, die eertijds
te Tiel en later te Keizersweert geheven werd. Znlke tollen benadeelden den opkomenden
handel in die dagen zeer. Zij gaven ook dikwerf, gelijk bekend is, aanleiding tot hevige
twisten, ja zelfs oorlogen. Eene geschiedenis van den Nederlandschen handel ontbreekt
ons nog.
om het plan te verijdelen, doch Frederik zette zijn wil door, en op den 27 Ja-
nuarij 1186 werd het huwelijk van Prinses Constantia met Koning Hendrik te
Milaan, welke stad zieh deze gunst van den Keizer verworven had, door een
allerprachtigst feest gevierd , waarbij Dnitschers, Lombarden en de Normandi-
sche Baronnen uit Napels en Sicilie zieh in vreugde met elkander verbroederden.
De verwachtingen van het Hais der Hohenstaufen waren nu zeer hoog gespan-
nen, doch slechts 82 jaren na het huwelijk van Koning Hendrik met de erfgename
der Noormansche inagt in Beneden-ltalie, moest de laatste echtelijke spruit
uit dit huwelijk-, Hendrik’s achterkleinzoon, Konradin, het schavot te Napels
beklimmen (1).
In het Oosten waren inmiddels treurige gebeurtenissen voorgevallen ; de tweedragt
der zieh daar bevindende: Vorsten had de kracht der Christenen verlamd;
in Jeruzalem.zelf was: er strijd over de troonopvolging,- en een verrader, Graaf
Raimund van Tripolis, baande zelfs den magtigen Sultan van Egypte, Sela-
heddin, meer bekend. onder den naam van Saladin, den weg naar het Heilige
Land. Doch de bijzonderheden van de gebeurtenissen dier dagen behooren': hier
ter plaatse niet vermeld te worden; alleen dit, dat de nood der. Christenen in
het Heilige Land zoo Koogesteeg , dat een algemeene Kruisvaart door geheel
Europa geprodikt werd. Tenge volge daarvan nam het toenmalige wereldlijke
hoofd’der Christenheid, onze Keizer Frederik, ook het kruisaan. Hij vgrklaarde
zulks op eene groote, tot dat einde te Mentz bijeengeroepene, Rijksvergadering ;
oòk: dat hij vergezeld zoude worden door de Köningen van Frankrijk, Engeland
en Sicilie. Het ware beter geweest dat de 67jarige Keizer zulk een togt niet
ondernomen had ! •
Na eene uitmunténde ontvangst bij Koning Bela in Hongarijë ondervonden
te hebben, bij welke gelegenheid ook honderde, zoo niet duizende Nederlanders
voor het eerst een zoo afgelegen land zullen hebben bezocht, kwam men in het
gebied van den Byzantìjnschen of Griekschèn Keizer Isaac Angelus, waar met
verraderij en allerhande andere gruwelen te kampen was, iets waaruit vóldoende
bleek, dat de Grieken slechts naam- Christenen waren. Met groot verlies Van
(1) Zie KOHLBAUSOH, t. a. p. bl. 316.