hij liet alzoo Opper-Lotharingen aan den oudsten zoon Godfried, met den bij-
naam de gebaarde, die dit deel des Hertogdoms reeds ten tijde zijns vaders
bezeten had; doch Neder-Lotharingen (het latere Hertogdom Braband en nabij-
gelegene streken) gaf hij aan den jongeren zoon Gozelo II, en , na diens spoedig
voorgevallen dood, aan Graaf Frederik van Luxemburg, flierover verstoord, vatte
de krijgszuchtige en heftige Godfried de wapenen op , verbond zieh inet Graaf
Boudewijn van Viaanderen en anderen, en verwoestte eene aanzienlijke uitgé-
strektheid lands, bij welke gelegenheid ook het Bijkspaleis te Nijmegen in de
asch gelegd werd. In regtvaardigen toora ontstoken, zette de Keizer den op-
roermaker af en schonk Opper-Lotharingen aan Graaf Adalbert of Albert van El-
senzgau, en nadat deze kort daarop in eenen veldslaggedood was , aan diensneef
Gerhard, van wien het tegenwoordige Lotharingseh-Oostenrijksche Huis afstamt.
Godfried moest te Aken den Keizer om genade smeeken en ging voor eenigen
tijd naar Italie, om daar zijn geluk te zoeken. Eerst onder Hendrik IV is hij,
gelijk wij later zien zullen, naar Lotharingen teruggekeerd.
Wij hebben Keizer Hendrik III als beheerscher des Duitsehen Rijks van de
ineest grootsehe zijde leeren kennen, beschonwen wij hem thans als huisvader.
Was hij in zijn gezin zoo gelukkig, in het bezit van zulk eene voortreffelijke
gemalin, als de meeste zijner voorgangers ? Helaas, Hendrik III is te vroeg uit
het leven gerukt, dan dat hij zijne kinderen konde zien opgroeijen, en dat hij
persoonlijk zijnen opvolger tot het' regeringsbestuur kon opleiden. Eerst trof
hem, gelijk wij reeds zagen, het ongeluk, dat zijne jonge gemalin Kunihild in
den bloei barer jaren, reeds in het tweede jaar van hnn huwelijk, in 1038,
in Italie hem door den dood ontrukt werd. De rouw over haar verlies en de
zorgen der daamá overgenomene regering hielden hem van een tweedé huwelijk
af, tot hij in 1043 zieh aan Agnes-, dochter van Graaf Willem van Poitiers,
Hertog van Aquitanië, verbond. Deze Willem was uitstekend door zijne liefde
voor de wetensehappen, en had zijne dochter ook die liefde ingeboezemd, waar-
door zij Hendrik’s achting nog meer won. Hare edele gezindheid maakte hèm
haar dierbaar, en zij heeft ook de pligten van gade en later als moeder op het
trouwst vervuld. Béndrik schonk aan zijne gemalin en allen lateren: Koninginnen
voor altijd de rijke Abdij van St. Maximinus te Trier als hnwelijksgoed,
Behalve ondersflheidene dochters bragt Agnes eerst in het jaar 1050 eenen zoon
ter wereldf j ! en Hendrik kende daarop geen gewigtiger zórg, dan oui zijnen
zoon in het Rijk als zijn opvolger te doen erkennen. Het gelùktë hem reeds
met Kersmis 1050 bij de Saksisehe Vorsten; een jaar làter werd de éénjarige
Hendrik op den Rijksdag te Tribur feestelijk tot Koning gekozen, en twee
jaren later, in 1Ô53, te Aken gewijd. — E'en tweede zoön, Koenraad, werd
in 1052 geboren; de vader gaf aan het kind, toen het den jaar oud was, het
áan het Rijk vervallen Hertogdom Beijeren ; doch Koenraad stierf rèeds in den
ouderdom van 4 jaren, en de Keizer zag zijne mannelijkè nakoraelingschap tot
den enkelen zoon Hendrik bepaald.
In 1054 vond Keizer Hendrik aanleiding tot eenën tweeden togt naar Italië,
op welken hij, gelijk boven reeds vermeld is, den niëuw gekozen Paus Victor II
met zieh bragt. Doch hij bleéf er sleohts körten tijd en keerde reeds in het
volgende jaar naar Duitschland terug. Een onderhoud, dat hij in 1056 te Ivois
aan de Cher met Koning Hendrik I van Frankrijk had, gaf aanleiding tot eenen
twist, waarin de Fransche Koning den Keizer verweet, dat hij hem dikwerf
onregtvaardig behandeld had, en de teruggave van Lotharingen eischte, dat
door ’s Keizers voorvaderen met list en wederregtelijk aan Frankrijk ontnomen
zoude zijn geworden. De Keizer antwoordde met het aanbod om zijn goed regt
door een tweegevecht met den Franschen Koning te bewijzen ; doch deze trok in
den .volgenden nacht zoo snel mogelijk over de grenzen. Hendrik begaf zieh,
nadat hij nog vele beschikkingen gemaakt had, naar zijne lievelingsplaats Goslar
in de Harz, waar hij rijke bergwerken bezat ; deze stad werd door hem verfraaid
en vergröot ; hij vûorzâg ze van vestingwerken, bouwde er een paleis en ver-
scheidene kerken. Herwaarts had hij ook Paus Victor en verschillende Vorsten
genoodigd; zijn werkzame geest hield zieh steeds met de toekomst van zijn uit-
gestrekt Rijk bezig. Doch plotseling werd hij ongesteld, nadat hij zieh slechts
kort op zijn kasteel Bothfeld bij Blankenburg bevond om te jagen. Hij gevoelde
de nadering des doods en bezigde zijne laatste uren met helderheid van geest,
om zijne rekening met de wereld af te doen. Allen, wien bij onregt mögt kunnen
aangedaan hebben, bad hij om vergeving; hun, die tegen hem of het Rijk
jnisdreven hadden, schonk hij vergiffenis, met name aan Hertog Godfried van
■ 28