
 
		het  tegenwoordige Westfriesland,  voornemens  om  over  de  toegevrozene wateren  
 tot  in  het  hart  van  hun  land  door  te  dringen.  Maar  toen  hij  op  den  28  Ja-  
 nuarij  12h6  op  het  Berkmeer,  niet  verre  van Medemblik,  de  zijnen  over  het  
 ijs  vooruitreed,  en,  ten  gevolge  van  de  zware wapenrusting van paard en rüiter,  
 dat  ijs  brak,  schoten  de  Friezen  ijlings  toe,  en  voor  dat  ’s Konings  gevolg  hem  
 had  ingehaald,  doodden  zij  hem,  die  te  vergeefs  zijnen  rang,  vermeldde  en  een  
 hoog  losgeld  voor  zijn  leven  aanbood,  op  onbarmhartige  wijze. 
 Toen  het  bleek  wie  hij  was,  begroef men  hem  in  het  geheim  in  een  hnis  te  
 Hoogwoude.  Jaren  lang  bleef de  plaats  waar  zijn  gebeente  rustte  aan  zijn  zoon  
 Floris  V  onbekend,  toen  eindelijk  de  Iangstlevende  der  vier mannen,  die het  
 geheim  gekend  hadden,  in  den  zomer  van  1282 ,  toen  de  Hollandsche Graaf  
 zegevierend Westfriesland was  binnengetrokken,  de  plaats  der  begrafenis  open-  
 baarde,  waarna  het  Vorstelijke  lijk met  groote  plegtigheid  opgegraven  en  naar  
 Middelburg  vervoerd  werd,  waar  men  het  in  de Abdij-kerk bijzette.  Willem  
 had  acht  jaren  den  titel  van  Roomsch-Koning  gevoerd  en  had,  wegens  zijnen  
 minzamen  en  goeden  inborst,  een  beter  lot verdiend.  Wanneer hij in rüstiger tij-  
 den  aan  het  bewind wäre gekomen,.zoude  hij,  die  een  bevorderaar was  van  het  
 rneer  en  meer  opkomende  stedelijke  gemeentewezen,  veel  goeds  kunnen  gesticht  
 hebben; want,  in tegenstelling met de vroegere grondbeginselen der Hohenstaufen,  
 bevorderde  hij  de  vrijheid  en  de  regten  der  steden  en  hunne  onderlinge verbon-  
 den,  welke  juist  in  dezen  tijd  van  ie t  Ridderlijke  vuistregt  hunnen  zoo  be-  
 langrijken  aanvang  hadden  (1). 
 Het  was  ten  jare  1597  dat  een .burger  van  Dordrecht,  met  name  erasmus  
 van  hotjwelinghen ,  een  man  van  wien  ons  niets  anders  bekend  is,  in  klein  
 quarto  een  werkje  uitgaf,  getiteld:  Penningboek  ofte wechwijser  der  Chroniken,  
 waarvan  hij  in  1627  een  tweeden,  vermeerderden  en verbeterden druk bezorgde.  
 Hij  beeldde  daarin  al  de  munten  der  Hollandsche  Graven,  van  Dirk  VII  tot  
 aan  Filips  van  Bourgondie,  af,  die  hij  in  den  loop  van  bijna  eene  halve  eeuw  
 had  kunnen  verzamelen.  Wij  meenen  echter  dat  er op  de  juistheid  der  afbeel- 
 (1)  Zie  kohlrausch  t.  a.  p.  bl.  404,  405. 
 dingen  zijner munten  nog  al wat  af te  dingen  is.  Hoe  dit  zij,  er komen  onder  
 deze munten  voor,  die  later.door  alkemabe  in  zijne  Goude  en zilveregangbaare  
 penningen der Graaven en Graavimen vanHolland (Delft,  1700, f°) overgenomen  
 zijn,  zonder  dat  het blijkt dat hij de oorspronkelijke stukken gezieri zoude hebben: 
 Hoe  dit  zij,  er  worden  zoowel  bij  van  hotjwelinghen  als  bij  alkemabe  
 munten  aangetroffen,  die  niet  meer 'schijnen  te  bestaan.  Daaronder  behooren  
 er  vier,  die  door  hen  aan  den  Roomsch-Koning  Willem  worden  toegekend  
 en  die,  zijn  de  opschriften  door  hen  goed  gelezen  geworden,  inderdaad  tot  
 de  regering  van  dezen  Vorst  zouden  behooren.  Wij  hebben  ze indertijd  overgenomen  
 op  PI.  II  onzer  Munten  van  Holland  en  Zeeland,  enz.  en  geven  ze  
 thans,  volledigheidshalve,  nogmaals  op  onze  Supplementplaat  N°  XXI,  onder  
 N°  6  tot  9. 
 De N°  6  heeft  op  de  vz.  een  links  gekeerden  leeuw binnen  een compartiment  
 van  8  bogen;  alles  gevät  binnen  een  cirkel.  Het  omschrift  is: 
 WILHSLM: DS  HOLL. 
 Op  de kz.  ziet men  een  in  bloemsieraden  eindigend,  gelijkbeenig kruis, mede  
 binnen  een  cirkel.  Het  omschrift  (slechts  gedeeltelijk‘ afgebeeld),  luidt:  
 MONST2S . . . .  HSM. 
 Terwijl  de munt,  naar  het  schijnt,  spoorloos  verdwenen  is,  indien  ze  al  door  
 de  vroegere  bezitters  goed  gelezen  werd,  deelde,  na  de  uitgave  onzer Munten  
 van  Holland  en  Zeeland,  enz.,  de  zoo  bekwame muntkundige,  Mr: o.  a.  ser-  
 rüee  te  Gend,  in  het  Vaderlandsch Museum,  III® Deel,  l e en  2»  Stuk  (Gend  
 1859  en  1860),  zijne  gissing mede,  dat :het  stukje  eene  Geldersche  munt  van  
 Hertog Willem  zoude geweest  zijn  en wel  geslagen  te Arnhem; maar dan zoude  
 men  het GSLRS  op  de  vz.  als HOLL  gelezen  hebben,  iets  wat  niet zeer waar-  
 schijnlijk  is,  aangezien men  toch  op  de  kz.  de  onleesbare letters in het omschrift  
 niet  heeft  trachten  aan  te  vullen.  De  Heer  serrure  wil  ze  tot 2SRNHSM  
 aanvullen.' Wij  hebben  op  deze mededeeling  echter  aan  te merken,  dat er onder  
 de  door  ons  tot  dus  verre  aangetroffene  munten  van  den  Geldersohen  Hertog  
 Willem  niet  eene  is  voorgekomen,  wier  type  met  die  van  deze  munt OYereen-  
 komt.  Ook  dat wij  op  de  geldstukjes  uit  deze  eeuwen  nimmer