In de eerste plaats behandelen wij N° 2.
Op de vz. ziet men een naar de regterzijde gekeerd, zeer raw geteekend,
hoofd en borstbeeld, met wanstakig oor, terwijl zieh aan de diadeem weder zulke
in bolletjes eindigende lijntjes vertoonen, als wij op de de meeste der boven door
ons beschrevene zilveren munten opgemerkt hebben. Het borststuk is bijna
alleen uit bolletjes gevormd. Omschrift:
* TBIECTO FIT.
d. i. Wordt gemaakt te Triectum.
Op de kz. een op een breed voetstuk geplaatst gevoet kruis; onder het voet-
stuk drie en daaronder weder twee bolletjes. Omschrift:
MAA°ELINVS M.
d. i. De Muntmeester Madelinus. Het bolletje of puntje achter de A (voor D)
is waarschijnlijk een dusgenaamd point seer,et of herkenningsteeken, met opzet
alzoo geplaatst.
De eerste Muntmeestersnaam voluitgeschreven komt voor op eene te Lyon in
de 6e eeuw geslagene gouden munt; zie muluer, Deutsche Münzgeschichte,
Seite 81.
Het woordje fil op de voorzijde is zeer algemeen op de muntsoort met welker
beschiijving wij ons thans onledig houden ; maar terwijl de Nederlanders Triectum
als Utrecht aannemen, verklären de Beigen zulks voor Maastricht. Zien wij dan
' thans, welke redenen zoowel voor de eene als voor de andere opvatting pleiten.
Wat Maastricht betreft, deze stad dagfeekent misschien reeds van de tijden
der Bomeinen, want men vindt dat daar een Romeinsche weg liep, en het was
misschien de plaats Pons Mosae, die bij tacitus {Hist. L. IV, Cap. 66; verg.
acting, Notitia Germ. Inferioris, P. I , 107, en van den bergh, Middelne-
derlandsche Geographie, bl. 211) vermeld wordt. Er moet toch of een veer of
eene brag geweest zijn.
Er zijn er die meenen dat A mmianns Marcellinus (L. XX, Cap. 10), in het
beschrijven van den togt van Keizer Julianos tegen de Franken, van Maastricht
spreekt onder den naam van Obtricense Mosae Oppidum; zie van der hotjve,
Handvest-Kronijk, I I , 132. Doch anderen oordeelen dat Gregorius van Tours
de eerste geweest zij, die van Maastricht, onder den naam van Trajectensis Urbs,
gesproken heeft (zie,, onder anderen, schayes, les Pays-Bas avant et durant la
domination Bomàine, I I , 478) ; en dat men bij Ammianus Ob Tricensimae Opi-
dum of de stad daar het: dertigste legioen gelegerd was, lezen moet; zie a ltin g ,
Not. Germ. In f. op het woord Obtricense Mosae Opidum, P. I, p. 106. Can-
negieter getuigt ook {de Brittenburgo, Cap. IV, p. 24) dat men alzoo in oude
Handschriften gelezen heeft. Eenigen hebben geschreven dat Maastricht elf jaren
vóór de Christelijke tijdrekening zoude gesticht zijn; zie bûcher, Belg.Horn.,
Lib. I , Cap. 17-, ; § 12 ; mezeray , Histoire de France avant Clovis, Livre I ,
$ .14. Doch zulks is zeer onzeker (1).
Maastricht wordt voor de oudste stad der Salische Pranken gehouden, en voor
de hoofdstad der Tongeren (Tungri). Omtrent het einde der vijfde eeuw werden,
verschejdene, Gallische steden, en daaronder ook de stad Tongeren-(het oude
Aduatuca Tungrorum) door Attila, Koning der Hunnen, verwoest. De Bis-
schoppelijke. zetel van Tongeren werd toen naar Maastricht overgebragt (2).
. In 595 werd hier een rijksdag gehouden ; ; zie een Deeretum van Childebert
bij Georgisch Corpus juris Germanici antiqui, p. 474, waar men leest: //Similiter
Trajecti convenit nobis campo.//
De stad werd in,881, naar men meldt, door de Noormannen verwoest, doch
nog vóor het einde der negende eeuw weder opgebouwd (3).
In 889 wordt de Abdij van S. Servaas vermeld te Trajéela in het Graafschap
Moselant (4). ]
Later wordt van Maastricht melding gemaakt als eene plaatsy waar eene munt
en een rijkstol gevestigd waren, welke Koning Otto I.aan den Bisschop schenkt.
(!) Wij potjeenen deze cjtaten aan den Tegenw. Staat van alle volken, YTTe Deel fAmsterdariT
174(3)', til. S24.' ;i i mß > ,t.
' (a) Zij-bleef daar tot in déh aanvang' der 8® eenw, tôen 'zlpidoor 'Hnbertu's, ken»Sl'sfea
Bisschop van Maastricht (gerekend van St. Servaas, a]s den eersten, af), naar Lnik ver!-
plaatst werd.
(3) Tegènw. Staat, bl. 825.
(4) -Mir a b ü s Oper. dipt. I, 250: «Abbatiam S. Servatii confessoris, quae v o c a tu r : Tra-
jecta, in comitatu Moselant nuncu,pato, eorisistentem,« aangeh,aald bij van den bergh
Middelnederlandsche Geographie, bl. 211.