ten jare 1195 te Mentz aan Dirk VII, Graaf van Holland, het vroeger reeds
door Keizer Frederik Barbarossa aan Floris III verleende regt bevestigde om te
Geervliet, in het land van Putten, een zvvaren tol op de scheepvaart te heffen,
welkè tol, gelijk bekend is, Vooral op de Vlaamsche sehepen ten strengste en
dikwerf op onbillijke wijze toegepast, aanleiding gaf tot de hevigste oorlogen,
tusschen Hollanders en Zeeuwen aan de eene, en de Planungen aan de andere
zijde (1) ; verder, dat Keizcr lleudrik in bet Zelfde. jaar uitspraak deed in den
twist over de Veluwe tusschen den Bigsqbop van Utrecht en den Hertog'van
Lotharingen :(Braband), waarbij het, geschil tan. yeordeele van.den Kerkvpogd
werd uitgewezen (zie v. m i e r i s , I , 128), doch in het Volgende jaar 1196 stand
de Bisschop zijn regt op de Veluwe weder aan den Brabandsqhen Hertog af
(v. m i e r i s , I , 181). Ook kondigde Hendrik VI een besiuit af, waarbij aan de
Duitsche Keizers en Roomsch-Koningen in de Utrechtsehe kerk de eerste plaats
onder de Kanuimiken aangewezen en huu eene behoorlijke prebende verzekerd
werd (v. m i e r i s , I, 129).
Om persoonlijk aan oenon kruistogt deel te gaan nemen, waartoe Hendrik
zeer géneigd was, daarvan zag hij op aandringen der zijnen af. Hij zondechter
een aantal Bidders, begeleid door geestelijke Vorsten, naar hot Opsteu.
■ Toen er een nieuwe ppstand in zijn Italiaanseh Bijk liitgebroke» twas„ ijlde
Hendrik derwaarts, doch, zieh op de jagt onvoorzigtig te veel verkoeld hebben-
de, werd hij krank en pverleed op; den 28 September 1197. Hij werd te Pa:
lermo begraven. Toen men ten jare 1781 zijn grafmonumeöt opende, vond men
zijn lijk nog onverteerd; zelfs meende men in de gelaatstrekken nog trota en
hardheid te herkennen.
Tijdens hij stierf ging hij van het öntwerp zwanger om zieh ook bet Grieksehe
Keizerrijk te onderwerpen, dat inwendig zeer verdeeld en aan het wankelen was,
doch in Gods raad was anders besloten. Zijn hoofddoel daarbij was om aan de
Christelijke legers eenen meer veiligcn weg naar het Heilige Land te openen;
voorwaar een den krachtigen man waardig plan.
Wij hebben geene munten van Hendrik VI, binnen de grenzen van het
(1) Zie het Privilegie bij v a n m i e r i s , Groot Charterloek, I , b l. 129, 180.
tegenwoordig Nederland geslágen, aan te wijzen, als hebbende die nimmer
kunnen ontdekken.
Terwijf Hendrik’s zoon en opvolger, Frederik I I, nog slechts een kind van
drie jaren was, ontwaakten de partijschappen der Welfen en Hohenstaufen op
nieuw en openbaarden zieh door de keuze van twee Köningen, Filips van Zwaben
en Otto IV van Brunswijk. Het zoude ons te ver afleiden, indien wij de ge-
beurtenissen, die van 1198 tot 1215 het Duitsche Rijk in rep en roer hielden,
hier wilden vermelden. Hoe belangrijk ook voor de geschiedenis, moeten wij
hare vermelding aohterwege laten en ons bepalen tat hetgeen de Roomsch-Ko-
ning Filips van Zwaben, wiens gezag, naar het schijnt, in Nederland bet meest
gèëérbiedigd werd, aldaar verrigt heeft. Zoö vinden wij op het jaar 1200, dat
hij op den 1 October het voorregt om den tol van het Gein naar eene andere
plaats over te brengen, ten 'gévaíla van Dicderik vail.dor Are, Bisschop van
Utrecht, vernietiwd heeft, en dat hij in 1204, toen hij, ten einde zieh tegen
de partij van Otto zijnen madedinger naar de Keizerlijke waardigheid te sterken,
~ door geschenken en beloften versoheidene Vorsten in en om de Nederlanden in
Zijne -belangen wist te wikkelen, daarbij, onder arideren, aan den Hollandsch-
Zeeuwseheri Graaf Willem I beloofde om de leenen, die deszeifs vader en broe-
der van bet Keizerrijk in leen bezeteü hadden, vrij te geven.
Gedurende den strijd van Filips-van Zwaben en Otto van Brunswijk over het
bewind van Duitsehlarid Was bet deri schrandefen en geleerden PauS Innocen-
. tius III gelukt om den Senator, die Rome in naam des Duitsoben Keizers be-
stuurde, úlsmede den Keizcvlij ken Prefect of Stadhouder over te halen om zieh
aan den Paus Onder-worpen te verklären ; eèn nieuw middel om de geestelijke
Opperheterschappij verder te veéftigèn. Ook in den geheelen omtrek van Rome
hadden dergelijke zriken plaats. Aile mogelijke pogingen werden met goed gevolg
aängewend om het gröote doel te bereiken. In Zuid-Italie werkten de om-
staridigheden mede günstig.
De den Pansélijkeri stoel vleijénde Otto van Btunswijk werd door Innocentius
ais Roomách-Koning érkend; zijn tegenstander, Filips.van Zwaben, op nieuw
in den ban godaan, dien hij Zieh vroeger in Itaäie op den hals had gehaald.
Otto heeft'door allerhrinde inwilligingeri aan den Paüselijfcen stoel de Duitsche
42*