Kooplieden (De) oefenen toezigt op de munt,
122. Koorts (K a r e l de Groote overlijdt aan de),
114.
Krakau, 203.
Krans of ring in de hand eener Victorie, 11.
Kreuiznach, 279.
Krijgsmantel (Borstbeeld in), 132.
Kritische Beiträge zur Münzkunde des Mittelalters,
4.
Kromstaf, 176; op munten, 97.
Kronijkschrijvers (Rneschä), 5-7.
Kroon op munten, 89.
Kroon (Verloren), 347.
Kroon (LTzeren) van Ztalie, 171.
Kroonenburg (De Heer van), 322-
Kroongoed, 193.
Kruis in de hand eener Victorie, 8; op een
bol geplaatst, 9; op den schouder van het
borstbeeld, 10, 11; lang kruis, 12; ge*
voet kruis, 18, 75: in bolletjeseindigend
kruis, 18, 78; croix chrismee, 19; ver-
schoven kruis, 29; Karolingisch kruis,
41.
Kruisschepter, 44.
Kmisstaf, 50.
Kmistogt (De eerste), 272, 276.
K r u k o , Heidensche Rugische Vorst, 237.
Kuik (Merovin'gische munt gevonderi“te), 26.
Kuinre (Het Graafschap), 327.
K u n ig u n d e (Keizerin), 173, 174.
K u n i h i l d , dochter van K a r e l den Groo-
ten, 187; sterft, 192, 216. .
1 ,
Ldbarum op munten, 63.
Lagere Romemsche B iß (Het) , 1, 2; munten
daarvan, 11, 13.
Lam (Gonden), 866.
L am b e r t van Ostia (De Kardinaal), 305.
L am b e r tu s (Kerk van den Heiligen), 280.
L am b e r tu s Schafnahurgensis, 2 5 6 .
Landau, 347.
Landbmm under K a r e l den Grooten., 110.
Länddagen in een Zendgraafschap, 110.
L a n d e b e r t , fränkische Muntmeester, 51,
Landorede, 802, 389.
Langesalza, 250.
Laodicea (Beleg van),. 201.
Later aan (Kerkvergadering in het), 228.
Latijnsch kruis, 57.
Lauenburg, 321.
Laurishamensis [Codex), 62.
Lausanne (Bisschop van), 192.
Lausitz (De), 170, 172.
Lauwers of Lauwerzee, 195.
L e b l a n c , Traité historique des monnoyes
•de France, 72 en een aantal andere
plaatsen.
L e b u in of L e b u in u s , 166.
Lechfeld (Slag van), 181.
Leekebroeders, 271.
Leenbevel of wet op de leenen, 191.
Leendiensten, 228.
Leengraaf, 222, 224.
Leenwezen (Tnvloed van het) op JDuitsch-
leund, 240.
Leeuwarden (Monten te), 224.
Legaten (PauseKjke), 213, 2 3 9 ,2 6 6 ,2 7 9 ,
300, 303, 305, 319, 339, 340.
Legerplaats (?) op munten, 27.
Legnano [Slag bij) j 319.
Leidsche Hoogeschool (Munt- en Penningka-
binet der), 11, 27, 28, 83 , 84, 85, 36,
38, 40, 41, 43, 44, 45, 47, 78, 75,
76, 85, enz.
Lek, wanneer bedijkt, 82.
Lek en ILssel (Gouw), 195.
Lekdijk (Grondslagen van een gebouw onder
den), 82.
Leksmonde (Gracht van C o r b u lo te),
82.
L e l e w e l , Numismatique du moyen age, 10,
36, 88, 39, 220; Etudes wumismatiques
et archéologiques, 36.
L e o , opschrift op eene munt-, 328.
L e o (Koning) van Armenië, 326.
L e o I I I (Paus), 105, 107.
L e o IX (Paus), 211, 212.
L e o d e g a r i i (Vita), 62.
Leon, 333.
L e o p o ld van Oostenrijk (Hertog), 329,
Leiters (Angel-Saksische) , 41, 45.
Letters der Grieken in gebruik bij de Gal-
liers, 74. .
Levant (De), 115.
Libra, eene geldsom, 9.4.'
Liederen (Verzameling van Duitsche), 112.
Liederen (Voorvaderlijke) der Duitschers,
143.
Liegnitz, 340.
Lievevrouwemunster te Aken, 113.
Ligurie, 296.
Limburg, 1; Graaf van L ., 314.:
Limburg in West-Saksen, 820.
Liten, leuten of hoorigen, 152, 153.
L i u n v e r t , - opschrift op munten, 224.
Lobede of Lobith, 338.
L o d ew ijk I of de Vroome, 3 , 185—152;
jongste zoon van K a r e l den Grooten, 113.
L o d ew ijk de Vroome (Munten van), 46.
L o d ew ijk van Bèìjeren, zoon van L o d e w
i jk den. Vroomen, 13-8,140 ; 141 142,
153.
L o d ew ijk I I , 159; bekomt Friesland voor
körten tiid, 160.
L o d ew ijk IV (Koning), 70.
L o d ew ijk VII van Frankrijk, 315.
L o d ew ijk I van Beijeren (Koning), 115,
142.
L o d ew ijk f I l i p s (Munten van), 6 6 .
Lodi, 312.
Lofgedieht op K a r e l den Grooten, 112.
Lombardije, 312, 341.
Londen, 838.
Longobarden (Rijk der), 1Ö4.
L o n g p é r i e r (De Numismaticus d e ) , 73.
Lood (Zilver getrofcken uit), 131.
Lodden Merovi/ngische munt, 43.
Loodmiynen in de zevende eeuw, 131.
L o r g io n (De JHoogleeraar D i e s t ) , 64.
Lorsch (Abdij), 236.
Lotharingen, 159, 189, 192, 193, 215,
216, 272; voor Frankrijk geeischt, 217.
L o t h a r i t j s I , zoon van L o d ew ijk den Vroo-
men, 1 3 8 ,1 3 9 ,1 4 1 ,1 5 2 ; uitgestrektheid
van zijn Rijk, 158; zijne munten, aldaar
en volgende.
L o t h a r i u s , 80. :
L q th a r iu s I I van Saksen (Keizer), 308.
L o t h a r iu s I I (Keizer), 159.
L o t h a r iu s (Graaf) van Su/plimhurg, 298.
Lubek, 321.
Lucius H I (Paus), 324.
L u d g e r u s , 81.
L u d o l f , Graaf van Brunswijk, 220.
Luik, de Bisschoppelijke zetel derwaarts ver-
plaatst, 69; Bisschop van L ., 317.
L u i t g a a r d , gemalin van K a r e l den Groo-
len, 113.
Luitizers, 237. •
Lunebtvrg (Vesting te), 244, 245.
■Luzilinburg of Luxemburg, 173.
Lyon, 68, 173.
M.
M, verkorting van Monetarius, 74 ; de l e t ter
M van tweederlei vorm, 7 5.
Maagdenburg, 251; Bisschop van M ., 272.
Maaltijden (Plegtige), 328.
Maan (Halve) op eene munt, 98.
Maansverduisteringen in de elfde eeuw bere-
kend, 215.
Maartensdijk (Merovingische munt gevonden
te), 18. .
Maarieiiskerk (De Sint) te Utrecht, 83,
17 6; die te Mentz, 264.
Maas (De), 80; de monden van de M ., 22.
Maastricht (Munten van), 1, 68.
M a c a r e (R e t h a a n ) , Over de bij Domburg
gevondene Romeinsche, Fränkische, Brii-
tannische en andere munten, 6, 7, 8,
10, 12, enz. enz.
M a d e lin u s (De Muntmeester), 68.
M a d e l iu s voor M a d e l i n u s , 74, 75.
M a d e r ( J o s e p h ) , 4.
M a g a n o (De Muntmeester) , 76.
M a g n u s , zoon van den Saksischen Hertog
O r d u l f , 237, 243, 245, 247, 298.
Magt (Vereeniging vder wereldlijke en gees-
telijke), 97-
Mai/res du palais, 60.
Majesteitsschender, 242.
Majoresdomi of Maires du palais, 60.
Malmedy (Abdij?), 235.
M a n f r e d , 842, 845.