omschrift, dat in de ruwheid van den vorm der Ietters niet onderdoet voor die
der afbeelding van het Vorstelijk hoofd, in welk laatste, onder anderen, het
oog slechts door een bölletje is aangeduid.
Blijkbaar verstond de graveur van het omschrift het lezen niet; of moet hij,
die hem dat omschrift ter gravnre in den Stempel overhandigde, een uiterst
onkundig mensch geweest zijn.
Op de vz. van N° 1 staat, of althans schijnt te staan:
IHDYVOINVmVV
Op die van N° 2:
IIIIVIMJOIIIIAVC
Op die van N° 3:
DIHIILVOHVH
en van N“ 4; , •
IIIIWDOIiniAVO
Alles voor; Hludovvicus imp. aug. d. i. Chlodwig, Lodwig, Lodewijk, dedoor-
luchtige Keizer.
Op de kz. zief men een Karolingisch kruis binnen een parelcirkel, welke oirkel op
N° 3 zeer onduidelijk is aangewezen. Tusschen de beenen van het krnis vertoonen
zieh op N° 2 driehoekige sieraden. Op de andere munten ontbreken deze.
Zijn de omschriften op de vz. in de hoogste mate onduidelijk en zeer moeijelijk
uit te leggen, die der kz. Zijn nog veel onduidelijker en barbaarsoher.
Ten gevolge van bij l e b l a n c en c om b k o u s e afgebeelde duidelijke exemplaren
blijkt het dat er bedoeld is te plaatsen: munus divinum, d. i. het goddelijk ge-
schenk, met het oog op het kruis, dat zieh binnen den parelcirkel bevindt.
N° 1, waarvan ons eene naauwkeurige teekening door wijlen den ijverigen
Haarlemschen Numismaticus k . k a a n , naar een zieh in zijne Verzameling b e -
vindend exemplaar werd medegedeeld, weegt 4,4 w.
N° 2, in het bezit van den Heer b l o e m b e r g e n SANTeE te Leeuwaarden,
weegt'mede 4,4 w.
N° 3, in onze Verzameling (indertijd in Drenthe gevonden en ons afgestaan
door onzen ambtgenoot, den Hoogleeraar 3. b a a r t d e l a f a i l l e te Groningen),
weegt 4,45 w.
N 4, in het Koninklijk Kabinet te ’sGravenhage, weegt 4,35 w.
Na het graveren onzer Piaten is het Munt- en Penningkabinet der Leidsche
Hoogeschool mede in het bezit van eenen solidus als voren gekomen, dien wij op
de Supplementplaat XXI, onder N° 11, hebben laten af beeiden. Het exemplaar
is, gelijk de zoo even beschrevene, van barbaarsche type, en de omschriften
zijn even onduidelijk als die der vier voorgaande exemplaren.
*■ G. Weegt 4,5 w.
N 5, de eerste der door ons afgebeelde zilveren munten , heeft een voor deze
soort van munten in dien tijd zeer grooten middellijn.
Op de vz. bevindt zieh een Karolingisch kruis met vier bolleljes tusschen de
beenen, alles binnen eenen parelcirkel. Het omschrift is:
* LVDOVVICVS REX
en is weder door . een parelcirkel omgeven.
Toen deze te Odoorn in Drenthe opgegravene munt aan ons vertoond werd,
waren wij juist bezig met de teekeningen en munten voor PI. XIII aan den
Lithograaph ter hand te stellen en nog even in de gelegenheid haar te laten , af-
beelden. Wij schijnen niet gelet te. hebben op het ontbreken der adspiratie
HLV en op den titel REX achter ’sVorsten naam; thans blijkt het ons dat de
munt niet in dit werk te huis behoort.
N° 6 is een denier te Wijk bij Duurstede geslagen, en wel in den tijd toen
deze beroemde plaats reeds veel te lijden had van de invallen der barbaarsche
Noormannen, die haar herhaaldelijk uitgeplunderd en verbrand hebben.
Op de vz. ziet men VKeizers regtsgekeerd en met een diadeem versierd borst-
beeld, in den krijgsmantel. Omschrift: tu
HLVDOVVICVS IMP AVG
een opschrift dat geene verdere verklaring behoeft.
Op de kz. vertoont zieh een ruw afgebeeld vaartuig, en wel, blijkens het zieh
op den top der mast bevindend kruis, een Christelijk vaartuig, met het omschrift •
DORESTATVS. .
Men ziet alzoo dat de ruwe scheepshamer, die op de munten van Karel den
Grooten het toen geheetene Dorestado of Dorstad als havenplaats aanduidde,
thans door een geheel vaartuig vervangen is geworden.