geplaatste, letters RM, wier vorm eenigzins afwijkt van die, welke onder de
Romeinen in gebruik was. Roven de beide letters ziet men een dikke, liggende
dwarsstreep, hoedanige ons weldra ook zal voorkomen op de munten van Pepijn.
Boven de dwarsstreep vertoonen zieh weder de ons reeds zoo dikwerf voprgeko-
mene drie nevens elkander geplaatste bolletjes. Ook beneden de letters ziet men
ze weder regelmatig, terwijl zij zieh binnen het bovendeel van de letter R , als-
mede boven en ter zijde van de M (d'och aldaar in minder regelmatige plaatsing)
ten- getale van vier laten zien. Onzes bedunkens hebben deze bolletjes en hunne
plaatsing, meestal ten getale van drie, wel eenige beteekenis gehad .bij hen die
ze op de munten bragten.
Het is geenszins door verspringing onder het stempelen dat er zieh op de vz.
van N° 84 een dubbele parelcirkel vertoont..
Ook pp de kz. van deze munt ziet men zulk een cirkelvormig sieraad twee
malen. Het middelste is echter anders dan het buitenste bewerkt, want de
paréis zijn daar als aan een snoer geregen.
Op deze vz. vertoonen zieh rondom een in bolletjes eindigend kruisje vier
figuren, symmetrisch geplaatst, die waarschijnlijk de vleugels van eenen vogel
moeten voorstellen.
Macabí, Eerste Verhandeling, PI. 57 en 58.
En zoo eindigden wij dan de beschrijving van een aantal zilveren muntjes , in,
de eerste eeuwen na de invoering van het Christendom in ons vaderland, binnen*
dat vaderland hoogst waarschijnlijk in gebruik geweest, althans binnen,
deszelfs landpalen gevonden. Waren alle dergelijke stukken, die de vaderland-
sche grond van tijd tot tijd weder heeft te voorschijn gebragt, zorgvuldig bewaard
en door deskundigen onderzocht geworden, — ongetwijfeld verheugden wij ons
dan thans in eene betére kennis omirent den aard en de ware herkomst van het .
numerair, dat door, onze eerste Christelijke voorouders gebezigd is geworden.
Ongetwijfeld wijst het een en ander echter op de landen, die ons de zegeningen
des Christendoms door middel van de eerste geloofspredikers hebben aangebrágt,
op Engeland en Erankrijk.
Deze Christen-zendelingen, waarvan de Engelsche waarschijnlijk steeds den
middelrijnmond te Katwijk binnen kwamen en die het eerst ten onzent eene
geregelde Maatschappij hebben beginnen te vestigen , tot welke Maatschappij
ook het dagelijks bezigen van geld behòort (waarschijnlijk bestond hier tijdens
de Romeinen onder de inlanders geene geregelde Maatschappij kiiet dagelijksch
gebruik van de munten der overWeldigers); ,!De Fränkische zendelingen kwamen
waarschijnlijk uit Hehègoüwen en Vlaanderen ons de heilleer en hun numerair
brengen.
Gaan wij thans over tot de besehouwing der óudste goüden- muntèn van Nederland
, en dan mèenen wij in de eerste plaats te moeten beschrijven het door
ons bp Pli--VU, onder N° l,4fgèbeeldë muntje.
‘‘ Wîj moeten bij dit stukje uitvoeidg stilstaan, daar het, onzes bedunkens, een
der merkwaardigste is van alle die door ons in het tegenwoordige Deël van ons
werk- opgenomen zijn geworden.
De oudste geschiedenis van Friesland , d. i. tot de invöering des Christendoms
(en Ook dan wordt zij aanvankelijk nog niet helder) is in digte nevelen gehuld.
Wij laten de fabelen der leugenachtige Kronijksehrijvers daar en vinden dan in
hetgeen op aannemelijke gronden stennt, naauwelijks de stoffe voor weinige
blâdzijden. : 91 si , - - .
Een geliikkig toeval stelt ons in staat over Friesland onder de Franken althans
eenig nieuw lieht te kunnen verspreiden.
Het is de ontdekking door den, helaas reeds ontslapen, jeugdigen geleerde,
DüCHALAis, in het Keizerlijk- Penningkabinet te Parijs, van een klein gouden
muntje (trions,- d.1 i.!d/3--feolidus of sous d'or, ‘tiers de sol d'or gebeten), slechts
1-48 Nedi'wigtje wegendej die ons toestaat eenen blik tewerpen op Friesland
in de 6e eeuw, eene eeuw omirent'welke wij, in de geschiedenis van dat land,
tot dus verre bijna mets dan een blad wit papier vonden. De triens heeft op
de voorzijde een naar de regterzijde gekeerd hoofd van eenen Vorst, kennelijk
aan zijn diadeem, terwijl de krijgsmantel of het paludamentum zijne schouders
bedekt.! He(i! omSchrift is: .j
AVDVLFVS FRISIA
Op. de keèrzijde vertoont zieh het gevôete of Latijnsche kruis op eene soort
van heuvel geplant. Aan de zijarmen des kruises. hangen de teekenen des
8