Lodewijk zieh driemalen voor hem buigen. Ook gelnkte het hem den vroomen
Koning te overreden dat zijne eerste krooning slechts eene voorloopige geweest
was en dat die door hem, den eersten Bisschop der Christenheid, herhaald moest
worden. Bn zulks geschiedde ook. Op den eerstvolgenden zondag verseheen
Lodewijk met zijne gemalin voor den Pans in den Dom te Reims, en dezenam,
na voorafgegane zalving, twee gouden kroonen, die hij uit Italie medegebragt
had, en zette ze op beider hoofd. Met Keizerlijke geschenken begiftigd reisde
hij daarna naar Italie terug, verheugd van voor den Roomschen stoel eene nieu-
we zegepraal te hebben behaald.
Noodlottig was verder Lodewijk’s denkbeeid om het Rijk onder zijne zonen te
verdeelen, iets wat hij het eerst ten jare 815 verwezenlijkte, want van dat oogen-
blik af tot aan zijn dood in 840 leefde hij in voortdurende oneenigheid, het zij
met zijn vollen neef Bernhard, het zij met zijne kinderen.
Lodewijk’s ondste zoon, Lotharius, een jongeling van 18 jaren, werd tot "
Koning van Beijeren benoemd; de tweede, Pepijn, tot Koning van Aquitanie.
De aanstelling van Lotharius in Beijeren was om een waakzaam oog te houden
op zijnen nabuur, Koning Bernhard, in Italie, dien hij steeds mistrouwde. De
jongste zoon, Lodewijk, was in 815 nog te jong; de Keizer hield hem bij zieh.
Het instorten, ten jare 817, der houten gang, die te Aken den Dom met
het Keizerlijk paleis verbond, een ongeval, waarbij onderscheidene personen van
’s Keizers gevolg omkwamen, deed de Keizerin Irmengard en hare vrienden
emstig nadenken, dat er maatregelen omtrent de troonsopvolging moesten ge-
nomen worden, indien soms den Keizer eens iets noodlottigs overkwam. Daar-
om werd • op eene weldra te Aken bijeengeroepene volksvergadering bepaald
dat Lotharius, met den titel van Keizer, rijksgenoot zijns vaders, en dat
zijne beide broeders Köningen zouden zijn: Lodewijk, van Beijeren, welk land
Lotharius afstond, Pepijn van Aquitanie. Bij Beijeren werd nu eenJ deel van
Boheme, Neder-Oostenrijk, Karinthie en Noord-Stiermarken gevoegd. De Köningen,
alsmede Bernhard van Italie, zouden den jongen Keizer even zoo onder-
worpen zijn als den ouden. Eens in het jaar zouden ze met geschenken bij
Lotharius komen, enz. enz.
Men ziet het denkbeeid om, bij de deeling des Rijks, volgens de wijze der
Franken, toch deszelfs eenheid te bewaren, stond op den voorgrond; doch het
had thans ongelukkige gevolgen.
Reeds dadelijk vertoonde zieh de ontevredenheid van Bernhard, die wol zijn
oom had willen gehoorzamen, doch zieh thans beleedigd gevoelde door aan zijn
neef ondergeschikt te worden. Opgeruid door de hem omringenden, bezette
Bernhard in 817 de pas aan de Alpen, Lodewijk, zulks zeer euvel opnemende,
riep nog in het zelfde jaar eene heirvaart op, doch het jaargetijde was te verre
gevorderd om geweld te gebruiken. Men nam zijne toevlugt tot list. Verrader-
lijk werd Bernhard naar Duitschland genoodigd, en omstreeks Paschen 818 ver-
oordeeld en hem de oogen uitgestoken, waarop hij stierf.
Indien het waar is dat dit gruwelstuk het werk van Irmengard geweest is
dan volgde zij haar slagtoffer spoedig in den dood; want zij overleed reeds in
October, des zelfden jaars.
De hovelingen deden alle mogelijke pogingen om den diep ter neder geslagen
Keizer, die zieh van de wereld wilde terugtrekken, te verstrooijen. Het gelukte
hun eindelijk Lodewijk tot een tweede huwelijk en wel met de buitengewoon
schoone Judith over te halen. Deze werd, door den uit haar geboren zoon
Karel, de bron van een aantal nieuwe rampen; want zij wist te bewerken '
ten einde aan dit haar kind ook een deel van het Rijk te besorgen — dat Lodewijk
op de vroegere verdeeling terugkwam, iets wat niet dan met de uiterste moeije-
lijkheden en onheilen gepaard was. Om kort te gaan, in 829 ging Lodewijk
tot "de nieuwe verdeeling over en verhief zijnen vierden zoon Karel tot Hertog
van Allemannie, zijnde het land aan beide zijden van den boven-Rijn, met een
deel van het oude Koningrijk Bourgondie. Van daar hevige onlusten. Eindelijk
werd Keizerin Judith gevankelijk weggevoerd, en, onder anderen, beschuldigd
dat zij den Keizer door dranken behekst en buiten zijn yerstand gebragt had.
Dit alles was het werk van het leger van Pepijn, dat uit Aquitanie was aan-
gerukt, maar toen Keizer Lotharius met het zijne aankwam, werd de oude
Keizer tot regeren onbekwaam verklaard en aan monniken overgeleverd, terwijl
zijne gemalin in een klooster gestoken werd.
In deze ©mstandigheden ontwikkelde Lodewijk eene vastheid van karakter,
die .men hem niet zoude toegekend hebben. Hardnekkig" weigerde hij zieh
18*