zijde geheel onherkenbaar. Aan de rester zijde schijnt' te staan :
NTNV (?)
De kz. vertoont een allerruwst bewerkt, met het hoofd naar de linker zijde
gekeerd, Victoriebeeldje. Het omschrift is in zulke onduidelijke letters vervat,
dat het, immers voor ons, onleesbaar is. Het bevindt zieh in de Verzameling
van den Heer bloembergen SANTeE te Leeuwarden, is indertijd in Friesland in
eene wierde of terp, gelijk de meeste andere dergelijke muntjes, gevonden, in
’s mans Verzameling gèkomen, en weegt 0,9 w.
N° 17 heeft op de vz. mede een regts gekeerd, zeer ruw gewerkt Vorstelijk
borstbeeld, met ons onbekende figuren (letters) vóór de beeldtenis op het veld
der- munt geplaatst ; achter het hoofd ziet men eene vitta of diadeem.
Op de kz. vertoont zieh eene mede zeer ruw gewerkte Victorie, met een kruis
in de rejjterhand, terwijl de figuur, die zij in de linker houdt, weder eene vitta
is, even als zieh achter het borstbeeld op de vz. vertoont. Ter zijde Staan de
letters IC. Het omschrift is:
VICTVA AVININV
terwijl onder de Victorie (doch mede in den kring van het omschrift en niet als
afsnede) zieh CON vertoont.
Weegt 1,3 w. en bevindt zieh in onze Verzameling. De verkooper meende
indertijd dat het in Utrecht of Gelderland gevonden was geworden.
N° 18 heeft op de vz. een weder zeer ruw afgebeeld-Vorstelijk borstbeeld
naar de regter zijde. Het is, met uitzondering van N° 1 3 ,1 4 en 15, het meest
ruwe dat ons tot dus verre is voorgekomen: Men lette slechts op de aanwijzing
van mond en kin. Ook van het omschrift is geene duidelijke voorstelling te
geven ; blijkbaar wist de graveur zelf niet, wat hij moest daarstellen. Dat om-
schrift dan luidt
NVIITV1IIA1TVII (?)
Op de kz. vertoont zieh eene op uiterst barbaarsche wijze afgebeelde Victorie
van voren te zien, met een kruis aan de lijn, die de regterhand zal moeten voor-
stellen; aan de linkerzijde ziet men weder de zelfde figuur, welke zieh achter
het borstbeeld op N° 17 vertoonde. Ook aan het omschrift op deze keerzijde
is geene beteekenis te hechten :
VITIVA II1VAIV.
Het stukje weegt 1,15 w.; bevindt zieh medé in de Verzameling van Schrijver
dezes en zoude van de zelfde herkomst als N° 17 zijn.
N° 19* wijkt in afbeeldingen op voor- en keerzijde alleraánmerkelijkst af van
al de vroegere munten.
Op'de vz. ziet men eene staande figuur met uitgestrekte armen vlak van
voren. Boven het hoofd vertoont zieh een kruisvormig figuurtje. Het ruwe
omschrift luidt:
VVVN1INV
immers naar het schijnt.
Wij zijn verlegen hoe de af beelding der keerzijde te beschrijven. De daar
voorkomende figuur heeft iets van het werktuig dat men op boerenplaatsen boven
de waterput vindt, en dient om den emmer, waarmede geput wordt, daaruit
op en neder te doen gaan. Het omschrift is bijkans nog onduidelijker dan
dat der vz. :
VNVI (??)
Weegt 1,4 w., werd te Katwijk, volgens opgave van de vrouw, die het in
1858 kwam verkoopen, gevonden en bevindt zieh in onze Verzameling.
Op onze Supplementplaat, XX, geven wij onder N° 4 de af beelding van een
tiers de sol d’or in Nederland, doch onzeker op welke plaats gevonden.
Op de vz. ziet men een ruw geteekend, regts gekeerd Vorstelijk borstbeeld
met diadeem en den Vorstelijken mantel. Van het omschrift kunnen wij
niets maken.
IIIV ■ IF (?) NVZCO (?)
Op de kz. staat eene mede zeer ruw' geteekende figuur met een ring (krans?)
in de hand ; ter zijde eene ster. Het omschrift :
O (?) V VTOITV
heeft mede geene beteekenis.
In de afsnede ziet men drie bolletjes.
G. weegt 1,4 w. en bevindt zieh in onze Verzameling.
N° 20 en volgende hebben meerendeeis de type der in het tegenwoordige
Frankrijk oudtijds door de Fränkische Vorsten geslagene munten.