Nog zwaarderen last hadden de gezanten, die dezen brief overbragten, nademaal
zij den Koning op maandag in de tweede week des Vastens, 22 February
, te Rome noodigden te komen, om verhoord te worden over de hem te
laste gelegde misdragingen, onder bedreiging van den ban, wanneer hij niet
verscheen.
Dat was te veel voor den overwinnaar der Saksers; in toorn riep Hendrik
dadelijk tegen den 24 Januarij eene synode der Duitsche Bisschoppen te Worms
bijeen, die ten getale van 27 opkwamen, waaronder ook Willem van Pont,
Bisschop van Utrecht, zieh bevond (1); en zoo groot was zijn aanzien in Bit
tijdsgewricht, zoo belangrijk de invloed van eenige tegenstanders van Gregorius,
die op deze synode versehenen en hem over de grootste misdaden aan-
klaagden, zoo vijandig was over het algemeen de stemming tegen het strenge
opperhoofd der kerk, dat de vergadering, waaraan ook vele Vorsten deel namen,
de afzetting van Gregorius uitsprak: //nademaal hij niet langer Paus konde we-
zen, die zijn leven met zoo vele schanddaden en misdrijven bevlekt had.// De
driften waren nu eenmaal in voile werking, en Hendrik verkondigde den Paus
het besluit der Wormser synode in een uitermate krachtig schrijven, aldus beginnende
: // Hendrik, niet door aanmatiging, maar door Gods heilige inzetting,
Koning, aan Hildebrand, niet den Paus, maar dèn valschen monnik.// Dezen
groet hebt gij door de verwarring, die gij in de kerk gebragt hebt, verdiend.
(1) Bij dezen verwijlde Hendrik soms, als hij zieh, even als velen zijner voorgangers,
in de Nederlandsche Gewesten, de rijkste van zijn uitgestrekt Rijk, bevond, waar hij
bij dezen zijnen getronwen vriend ook wel eens het Paaschfeest vierde, die dan schier
elken feestdag voor Hendrik predikte; zie l a m b , s c h a p n a b o r o . p. 405, en de Annalista,
Saxo bij ECCARD, Corp. Eist, medii ami, I , 533 , welke ook vermelden, dat het de Utrecht-
sche Bisschop was, die Hendrik versterkte en àanmoedigde om het Pauselijk banvonnis
in den wind te slaan. Sommige der volgende Utrechtsehe Bissehoppen trokken partij voor
den Paus tegen den Keizer; de voor hnnnen tijd magtige Graven van Holland meestal
voor den Pans tegen den Keizer, ten einde zieh onafhankelijker te maken; zie onze Munteti
der Graafsehappen Holland en Zeeland, bl. 1 6 ,1'7 noot. Bisschop Willem’s onmiddelijke
opvolger, Koenraad van Zwaben, was zeer op de hand des Keizers, wiens leermeester bij
geweest was.
Gij hebt de bestuurders der heilige kerk, de Aartsbisschoppen, Bisschoppen en
Oudsten, als knechten onder uwe voeten vertrapt en u daardoor toegenegenheid
uit den mond des volks verworven. Wij hebben zulks lang verdragen, dewijl
het ons aan het hart ging, om de eer van den Roomschen stoel te handhaven.
Maar gij hebt onzen ootmoed voor vreesachtigheid gehouden en u niet ontzien ,■
u tegen de door God aan ons verleende Koninklijke magt te verzetten ; ja te
dreigen ze -ons te ontnemen, even als hadden wij de kroon van u ontvangen ,
en even alsof het Koning- en Keizerschap niet in Gods, maar in uwe hand ware.//
Nadat hij hem nog harde woorden toegevoegd had over de’wijze waarop hij
zelf tot den Pauselijken stoel gekomen was, besloot hij: //Gij dan, met vloek
beladen, en door ons en der Bisschoppen vonnis verdoemd, klim af. Verlaat
den aangematigden Heiligen stoel. Ik, Hendrik, door Gods genade Koning,
en alle onze Bisschoppen zeggen u: klim af, klim af!//
Toen de gezänten of boden van Hendrik met deze besluiten naar Italie kwamen
, voegden zieh ook vele Bisschoppen van dat land op eene synode te Pavia
daarbij, en ontzeiden mede aan Gregorius alle gehoorzaamheid. Het was een
storm, die een minder sterk karakter zoude hebben doen beven. Maar onver-
sebrokken stond de man, die nog kort te voren door Cencius, een roekeloos,
aanzienlijk ingezeten van Rome, in een moorddadigen aanval in levensgevaar
geweest, mishandeld en als gevangehe met den dood bedreigd was geworden;
totdat het volk hem bevrijd had; onverschrokken stond hij voor de vergadering
in het Lateraan, hoorde de besluiten der Duitsche en Italiaansche Bisschoppen
en antwoordde door den ban en de verklaring van de afzetting des Konings, even
als van hen, die het grootste aandeel. aan de besluiten tegen hem genomen
hadden. //Thans is het tijd,// zoo sprak hij tot de vergaderde Geestelijken, //om
het wraakzwaard te trekken, den vijand Gods en der kerk te versiaan; dat zijn
hoofd valle, die zieh tegen de grondvesten der kerk verheven heeft.// Onder
algemeenen bijval der vergadering en in tegenwoordigheid van de Keizerin Agnes,
die zieh vart hären zoon geseheiden had en te Rome leefde, werd tot het in den
ban doen en de afzetting van Hendrik besloten, en Gregorius zeide : //Volgens
de van U, heilige Petrus, bekomene magt, ontneem ik in den naam des Al-
magtigen Gods aan Koning Hendrik, den zoon van Keizer Hendrik, die zieh
33