
 
		N”  23,  eindelijk,  heeft  weder  eenen  anderen  vorm  der  omschriften.  Men  
 leest  toch  op  de  kz : 
 AV II. . .  RQ. 
 Ook  deze  munt,  die  0,8  w.  weegt,  bevindt  zieh  in  het  Koninklijk  Kabipet  
 te  ’s Gravenhage. 
 Ten  alotte  deelen  wij  onder  N°  24  hier  een  zware  denier  mede  door  den  
 Utrechtschen  Bisschop  Bemulf of Bernoldus  onder  het  opperbewind  van Keizer  
 Hendrik  III  geslagen. 
 Op  de  vz.  ziet men  een  Karolingisch  kruis,,- door vier punten  of  bolletjes ge-  
 cantonneerd,  binnen  een  cirkel.  Het. omschrift  luidt : 
 *   HEINRCVS  REX. 
 Op  de  andere  zijde  vertoont  zieh, ’s Bisschops  ruw  borstbeeld  met  geschoren  
 kruin,  en  het  omschrift : 
 BBRNOLÜVS  EI. 
 De  laatste  letters  eene  verkorting  van  het  woord  Fpiscopus. 
 Wij. hebben deze  munt,  die  0,85  w.  weegt,  reeds  vroeger  medegedeeld  in  
 onze  Munten  der  Bisschoppen,  van  de  Ileerlijkheid  en  de  Stad  Utrecht,  PI.  
 XXVH,  N°  2. 
 Wij  gaan  thans  over  tot  de  regering  van Keizer Hendrik IV, wiens doorgaans  
 ongelukkige,  ja  veelal  rampzaüge,  lotgevallCn  van  1056  tot  1106  wij  zoo  be-  
 knopt  mogelijk  willen  vermelden.  Het  is  toch  ondoenlijk  om  de  groote  reeks  
 van  bclangrijke  gebeurtenissen,  die  gedurende. deze vijflig jaren , zoo in Duitsch-  
 land  in  hetalgemeen,  als in datdeel.vanhetzelve, dat.Nederland toen  uitmaakte,  
 voorvielen, meer  dan  in  hoofdtrekken te  beschii.jv.en',  iets wat ook. voor ons oog-  
 merk voldoende  is.  De jammerlijke toe&tand, waarin  Dnitsehland  in  deze  halve  
 eeuw  verkeerde,  heeft  aanleiding  gegeven  dat de Nederlandscbe gewestem al meer  
 en  meer hunne  onafhankelijkheid  van  het  Duitsche  Rijk,  zoo  niet  in naam, dan  
 toch  inderdaad  bekwamen,  en  grootendeels  van  de  eilende  verschqond  hieven,  
 die  het  eigenlijke  Duitschland  trof  en  nog  eeuwen  daarna  hare  gevolgen  deed  
 voelen. 
 Als  kind  van  zes jaren  verloor  Hendrik  IV —  dien  zijn  vader,  gelijk wij  in 
 diens  leven  gezien  hebben ,  door  de Duitsche Vörsten  als  zijn  opvolger haddoen  
 erkennen —  ten . jare  1056  dan: dien  vadfer, wiens  leiding  en  bestuur hij zoozeet  
 behoefde.  Het was  eene  zware  taak  voor  ’s kinds  moeder,  de Keizerin-weduwe  
 Agnes,  het Duitsche  Rijk  als  voogdes  te  besturen,  hoewel  haar  de  raad  en  bij-  
 stand  van  eenige welgezinde,  vooral  geestelijke,  Vorsten  niet ontbrak.  Maar het  
 o-etai van  hen,  -die  reeds  lang  ontevreden  waren  over  het  strenge  bestuur  van  
 hären  overleden  gemaal ,  en thans  naar  de  oude willekeur en  teugelloosheid ver-  
 langden,  was'.nog grooteT.  Een  groot  geluk was  het  voor  haar  en  hären  zoon,  
 dat  Paus  Viotor,  de  trouwe  vriend  van  haar Huis,  tijdens  het  overlijden  van  
 Hendrik  III  legen woordig  was;  het  gelukte  aan  zijne  bemiddeling,  door  het  
 ontzag waarin  hij  stönd, ledere  gewelddge  uitbarsting  te voorkomen en de leiding  
 .der  openbare  aangelegenheden  van  de  Keizerin  in  banden  te  kunnen  nemen.  
 Volgens hären, edelen -en  zachten inborst  zocht zij  door inschikkelijkheid en göed-  
 heid  de  gemoederen  te  winnen,  en  met menigeen  gelukte haar  zulks ,  immers  
 voor  een  tijd. 
 Eene  gewigtige  en  tevens  bezwarende  aangelegenheid  had  er met  het Hetr  
 togdom Zwaben  plaats,  Hierop  had,  in  geval  van  den  doöd  van  Hertog  Otto,  
 Keizer Hendrik IIP reeds  aan  Graaf  Berthold  van  Zaehringen  het  uitzigt gegeven  
 en  zulks  door  bet  overreiken  van  een  ring  bekrachtigd.  Toen  echter Hertog  
 Otto  «en  jaar  na  den  Keizer  stierf,  trad  een  andere,  nog  belangrijker  mede-  
 diager  om  het  Hertogdom  Zwaben  op,  de  eergierige  Graaf Rudolf van Rhein-  
 feMen,  die  tevens  op  het  hart  der  moeder,  op  eene  sterke,  hoewel  dan  ook  
 smartelijke, wijze - werkte,  Hij  had namelijk dadelijk na den dood van  Hendrik III  
 hunne  elfjarige  doehter Mathilde,  die  zieh  onder de hoede van  den Bisschop  van  
 Gonstanz bevond,  geroofd.  Te zwak om  deze geweldenarij te straffen, beschouwde  
 de Keizerin  het  als  eene  schrandere  daad-,  om  hare  doehter  aan  Rudolf  te  ver-  
 looven,  waarop  zij  tot  aan  den  tijd  van  het  voltrekken  des  huwelijks  aan  den  
 Bisschop Van  Constanz  teruggegeven werd,  en  om  zieh  en  baren  onmondigen  
 zoon  eenen  vermögenden  bondgenoot  te  verschaffen ,  droeg 'de Keizerin aan hären  
 toekomstigen  schoonzoon  zoowel  het  Hertogdom  Zwaben,  als  ook-  het  bestuur  
 van  het  Koningrijk  Bourgondie  op.  Den  onvergenoegden  Berthold  van  Zaehringen  
 kon  zij  gelukkigerwijze  door  het Weldra  daarop  opengevallen Hertogdom 
 29*