
 
		In  Friesland  gevonden.  Verzameling  van  den  Heer  santce. 
 Weegt  1,8  w. 
 N°  9  wijkt  in  type  mede  geheel  van  de  vorige  munten  af. 
 Op  de  vz.  ziet  men  het  Vorstelijke  borstbeeld  regts  gekeerd,  met  eene  soort  
 van  diadeem  op  het  voorhoofd  en  met  een  kruis  op  den  schouder  (?).  Het  omschrift  
 is  geheel  niet  te  Pntcijferen ;  onzes  bedunkens  op  deze  en  andere  munten  
 een  blijk  van  de  onervarenheid  des  graveurs  in  het  Latijn. 
 Op  de  kz.  vertoont  zieh  thans  eene  zoo  barbaarsch  mogelijk  afgebeelde,  naar  
 de  regier  zijde  gaande,  Victorie.  Het  omschrift is  even  als  dat  der vz.  volstrekt  
 onleesbaar ;  doch  het  weder  voorkomende  kruis toont,  onzes bedunkens,  genoeg-  
 zaam  aan  dat  de  graveur  Christen  was,  althans  voor  een  Christenyorst  werkte. 
 Het  muntje,  dat  te  Domburg  gevonden  i's  en  zieh  in  het  Kabinet  van  hot  
 Zeeuwsch  Genootschap  der Wetenschappen  te Middelburg bevindt, is door wijlen  
 den  Heer  re th a an   macak0  in  zijne  tweede  Verhandeling  oyer  de  bij  Domburg  
 gevondene  munten  uitgegeven  geworden,  en  wel  op  Pl.  I  onder N°  1.  Men  
 vergelijke  tæ lewel,  in  zijne  Numismatique  du moyen  age,  Atlas,  Pl.  I ,   N°  26. 
 N°  10  is  een  tiers  de  sol  d’or,  waarvan  ons,  sleçhts  zeer  weinig  onderling  
 verschillende,  exemplaren  in  drie  Verzamelingen  voorgekomen  zijn.  Het  is  een  
 muntstukje  blijkbaar  uit  den  tijd  dat  de  Franken  zieh  van  het  aloude  Trier  
 (.Augusta  Trevirorum,  het  Home  van  het  noorden,  bekend  door  zijne  menigvul-  
 dige,  nog  heden ten dage, immers voor een deel,  voorhandene, Romeinsche Stich-  
 tingen,  als  de Basílica van  Constantijn, de uitgestrekte baden, de  triomfpoort (?),  
 bekend  onder  den  naam  van  Porta  nigra)  kortlings  meester  gemaakt  hadden.  
 Nog  dürft  de  Fränkische  Vorst  zijnen  naam  niet  op  het muntstuk  doen  plaat-  
 sen.  Hij  komt  er  alleen  op  voor  in  zijne  naar'de  regter zijde. gekeerde beeldtenis  
 met  den  diadeem,  immers  naar  het  schijnt  om het  hoofd;  alles van ruwen arbeid.  
 Het  omschrift  is,: 
 TREVERIS  CIVITATB  
 d.  i.  in  de  stad  Trier  (geslagen). 
 Op  de  kz.  ziet  men  de  naar  de  regter  zijde  gekeerde  Victoria  met  een  büi-  
 tengewoon  groot  kruis  in  de  hand  en  eene  ster  in  het  veld  voor  hare  voeten. 
 Het  verbasterde  omschrift  luidt  thans  in  tamelijk  goede  letters : 
 VICTVRIA  AGSTRM. 
 voor  Victoria  Augustorum. 
 d.  i.  Overwinning  der  Vorstelijke  personen;  een  opschrift  dat (gelijk  den  in  de 
 Romeinsche  Numismatiek,  bijzonder  in  die  van  het  Lagere  Rijk, ingewijden 
 bekend  is)  gansch  niet  ongewoon  is  op  de  munten  van  dat  Lagere  Rijk.  Het  
 Victuna  voor  Victoria  is  misschien  toe  te  schrijven  aan  eene fout, ontstaan door  
 de  uitspraak  der  V  als  OB,  dus  Victoeria  voor  Victoria. 
 Dit  muntje  is  afgebeeld  in  de  Bevue  de la  Numismatique  Belge. 
 Wij  zelve  hebben  er  drie  exemplaren  van  in  handen  gehad,  één, uit de Dom-  
 burgsche  vonden,  in  de  Verzameling  van  het  Zeeuwsch  Genootschap  te Middelburg  
 voorhanden ;  één  in  de  Verzameling  van  den Heer  b. bloembebgen sANTéE  
 te  Leeuwarden ;  één  bevindt  zieh  in  het  Kabinet  der Leidsche  Hoogeschool  en  
 weegt  1,14  w.‘ 
 Het  komt  ook  voor  op  PL  44,  onder  N°  18,  van  de  Monétaires des Bois Mérovingiens  
 ,  Paris  1848,  f°. 
 Waarschijnlijk  hebben  de  ruwe  Franken  zieh  voor  de-vervaardiging  van  dit  
 en  andere  hunner  munten  bediend  van  de  hulp  der  Romeinsche  of Geroinani-  
 seerde  werklieden  uit  het  vroeger  zoo  beroemde  Triersche  munthuis,  dat  zoo  
 vele  millioenen  stuks  heeft  opgeleverd. 
 Wij  gjian  over  tot  de  muntjes  van  eene  geheel  andere  type  dan  de  vorige. 
 N°  11  dan  vertoont  ons  op  de  vz.  een  Koninklijk  hoofd  naar  de  regterzijde  
 gekeerd  en  met  eenen  diadeem  voorzien.  Onder  den,hals,  als- op  den  schouder,  
 vertoont  zieh  eèn  kruis,  gelijk  wij  ons  voorstellen  dat  de'kruisvaarders  het  op  
 den  schouder  droegen:  Wij  hebben  vele  vergeefsche  pogingén  gedaan  om  het 
 omschrift  te  lezen.  Achter  het  hoofd  staat: 
 JVSTA 
 en  voor  hetzelve 
 NICSIIC. 
 Het  is  ons  een  raadsel  wat  de  graveur  heeft  willen  uitdrukken. 
 Op  de  kz.  vertoont  zieh weder  eene  regts  gaande  Victorie  met  een  ring,  die  
 voorzeker  een  krans  zaí  moeten  Voorstellen,  in  de  hand: 
 Het  omschrift  is : 
 2 *