
 
		1830,  en  hare  gevolgen,  over  gpene  groote  sommen  beschikken,  iets  wat  bij  
 den  verkoop  van  zulke  belangrijke  stukken  als  het  tegenwoordige  zeer  te  bejammeren  
 is. 
 Steeds  aan  het  gezigt  lijdende,  hebben  wij  verzuiind  melding  te maken  van  
 de  belangrijke Verhandeling  van  den  in  de  Numismatiek,  vooral  der  Karolingi;  
 sehe  tijden,  zoo  doorkneden  Heer  d e   c o st er   te Brussel,  die  in  de  Revue  de  la  
 Numismatique Relye  van  1859,  bl.  210—238,  gevonden  wordt,  en  van  wiens  
 aldaar  op  PI.  VII  en  VIII  inedegedeelde  munten  wij  er  nog  eenige  hadden  
 kunnen  plaatsen.  Wij  verzoeken  dus onze lezers die Verhandeling alsnog ter hand  
 te  willen  nemen,  zullende  zij  daarin  allerbelangrijkste opmerkingen van  verschil-  
 lenden  aard  aantreffen. 
 Bl.  179.  Later  ontdekten  wij  nog  dat  de  Heer  p e r r e a c   ,  de  bekende Nü-  
 mismaticus  te  Tongeren,  in  de  Revue  de  la  Numismatique  Beige  van  1846,  in  
 zijne  daarin  geplaatste Verhandeling  over  de munten  van Maastricht,  nog  eene  
 munt  beschrijft,  die  hij  aan  Hendrik n  wil  toekennen,  maar  die  waarschijnlijk  
 wel  aan  eenen  lateren  Keizer  van  dien  naam  behoort.  Wij  namen  haar  over  op  
 onze  Supplementplaat  XXII  onder  N°  1. 
 Op  de  vz.  ziet men  een  Keizerlijk  borstbeeld,  vlak  van  voren, met den schep-  
 ter  in  de  regter-  en  den  Rijksappel  in  de  linkerhand.  Het  omschrift,  dat  in  
 omgekeerde  rigting  geplaatst  is,  luidt: 
 HSINRICVS  RSX. 
 Op  de  kz.  vertoont  zieh  het  borstbeeld  van  den  Heiligen  Servatius,  den  Be-  
 schermheilige  van  Maastricht,  mede  vlak  van  voren  tes  zien,  met  den  kromstaf  
 in  de  hand.  Van  het  omschrift  is  alleen  leesbaar  (mede  voor  een  deel  in  omgekeerde  
 rigting): 
 SCS. SSRV. 
 Ten  jare  1846  bevond  zieh  dit  muntje,  dat  waarschijnlijk  uniek  is ,  in  de  
 Verzameling  van  den  Kapitein  der  Genie  m e i j e r s   te  Brussel. 
 Het  gewigt  wordt  door  den  Heer  p e r r e a d   niet  medegedeeld. 
 Bl.  254  staat:  wel en wel,  lees:  wel en  wee, 
 Toevoegsel  tot  bl.  327. 
 jEr  zijn  ,er  ook  die  aan  Keizer  Frederik  I  den  denier  toeschrijven,  door  ons 
 op  de  Supplementplaat  XXI  onder  N'  17  afgebeeld,  vertoonende  op  de  vz.  
 ’s Keizers  borstbeeld  en face  en  hebbende  op  de kz.  eene  duif.  Men  meent  dat  
 deze  munt  te  Maastricht  zoude  geslagen  zijn.  . 
 Bl.  337.  Ten  opzigte  van  de jegens  de  Stadingers  begane  gruwelen  leze men  
 ook m o l l ,  Kerftyeschiedenis van Nederland voor de Hervorming, II“ Deels l e Stuk,  
 bl.  17—19. 
 Bl.  345.  Over  den  Roomsch-Koning  w il l em   van  Holland raadplege men ook  
 zijne  door  den  Heer  j .  m e e rm a n   uitgegevene  Levensbeschrijving,  getiteld:  Ge-  
 schiedenis  van  Graaf  Willem  van  Holland,  Roomsch-Koning,  ’s Hage  1783—  
 1797,  5  deelen  8°,  terwijl  in  den  jongsten  tijd  (zie  het  laatste  nummer  der  
 Revue  de  la  Numismatique  Beige, van  1865)  nog  de  afbeelding  van  eene  gou-  
 den  munt  van  dezen  Roomsch-Koning bekend  is  geworden,  die wij  dan  ook  op  
 onze  Supplementplaat XXIII  onder  N°  12  mededeelen.  Zij  is  ontleend  aan  het  
 beroemde Handschrift  van  den  Amsterdamschen  Burgemeester  en  bekenden Ne-  
 derlandschen Numismaticus  g e r a r d   s c h a e p   (in  1599  te  Amsterdam  geboren),  
 die  in  der  tijd  vooonemens  is  geweest  een werk  over de Nederlandsche munten,  
 gedenkpenningen  en  zegels  uit  te  geven,  van  de  oudste  tijden  tot  op  1646  (1).  
 Reeds  had  hij  een  aantal  stukken  in  hout  laten  graveren,  toen  het werk,  om  
 ons  onbekende  redenen,  geen  voortgang'  had.  Het  Handschrift,  benevens  
 de  houtgravuren,  zijn  thans  in  het  bezit  vap  den  Heer  l .  g e e l h a n d   te  
 Brussel."  " 
 Met  zijne  voorkennis  werd  een  der  houtgravuren  in  bovengenoemde  Revue  
 uitgegeven,  waaruit  wij  ze  overnamen. 
 Het  is  een  gouden  lam  of  aignel,  hebbende  op  de  vz.  de  gewone  type  der  
 munten  van  deze  soort,  te  weten:  een  door  een  nimbus  omgeven  lam;  het  
 vaantje,  daar  achter  staande,  vertoont  ’s Vorsten  wapenschild;  links  de  Duit-  
 sche  arend,  regts  de  Hollandsche  leeuvv.  Van  onder  staat: 
 W IM j   . B SR . 
 Het  omschrift  is,  als  gewoonlijk: 
 2SGH  ■ DS I  • a V I   • TOOL  • P©G  • mV H D I  ■ m iS S R S R S   • HOB. 
 (1)  Zie  ook  ons  Tijdschrift  voor  Alg.  Hunt-  en  Penningkunde,  I ,   bl.  440.