( 186 )
gesekehap vau »yuou kweekeling en de Koningin Gisela, den Koniug op zijnen
tagt over de Alpen (1).
Niemand durfde in Italie openlyk wodorstaud biedeu, maar do Jiarduckkige
stad Paria sloot voor hem haie poorteu, moor uit vroos voor do Koizorlijko straf
als \vel in de hopp vau tijue heerschnppij ovor Italie to zullen kunnen belatteu.
Koenraad, die »ich met de belegering der stei'ke stad niet wilde ophoudeu,
rnoest paar Milaan trekken, om »ich daar door Bissohop Heribert tot Koning
van Italie te laten kroonen. Pavia werd door de verovering der gebeele om-
liggende streek gestraft, doolr de Koning trok naar Ravenna, om ook hot oos-
telyke deel van Opper-Italiö han »ich te onderwerpen. Het duurde niet lang of
hier brak de onvenoenlijke haat der Italianen tegen de Duitsohers in een oproer
uik In den nacht b^gpn de moord der Duitsohers; maar deze, snel naar de
wappnen grijpende, overweldigden het woeste volk , en als de Koning, het alarm
verneinende, van »ijne legerstede opsprong, zieh wapende, het paard b^teeg en
voortieed, vond hij de Ravennaten reeds vlugtende en in de kerken bescherming
mekende. Hij nam de buigers weder in genade aan , beloonde zijne krijgslieden,
volgens rijne gewoonte, rijkelyk; voor een derzelve, wien een vaet afgehquwen
was, liet hij, gehjk TRppo verhaalt, zijne beide laarzen met zilvpj: vullen en bij
zijne legerstede plaatsen.
In het volgepde jaar werd Pavia wederom omsingeld en moest het zieh aau
den Koning onderwerpen; op de dringende bede van Odilo, Abt van Glugny,
dien Koenraad wegen s zijne vroomheid in hooge acht in g hield, werd de stad riiot
verder bestraft, maar in genade aangenomen. Nadat geheel Opper-Italie onder-
wwpen wps, trok Koenraad naar Rome en ontving er pp het Paaschfeest; den
36 Haart 1087, benevens zijne gerpahn Gisela, de Keizerlijke krpon vag Paus
Johannes XIX. Twee Kaningen zetteden door hunne tegen woordigheid, iuister
aan het feest bij; Rudolf van Bourgondie en Kanut de Groote yan Denemarken,
-Saarwegen en Engeland; een der schranderste Vorsten van zijn tijd, die als
vroome pelgnm naar Rome gekomen was. Met Rudolf was de vraag yregeps de
erfopvolging in Bourgondie reeds zoo goed als in orde; met Kanut siopt Koen-
(1) Zie S05I.SWVSCH., Bildnisse der Deutschen Königs und Kaiser, S. 172 folg.
raad een verbond van vriendschap, gaf hem de »tad Slceswijk met het Mark-
graafsohap aan de Schlei terug, zoodat de Eider weder de gren» tiuschen Duitsch-
land en Denemarken Werd, gelijk ten tijde van Karel den Grooten, en beschenk
hem daarenboven met gouden en zilveren vaten. Daarentegen verloofde Kannt
zijne dochter Kunihiid aan den jongen Keizer Hendrik, met wien zij dan ook
later, in 1080, huwde. Do Deenen waren, nadat zij het Christengeloof had-
den aangenomen, voör Duitschland geene gevaarlijke naburen meer, tegen wier
invallen een Markgraafschap noodig waa, en thans werd eene vriendschap ge-
sloten, die zoo lang het Salische Keizershuis op den troon zat gednnrd heeft.
Nog was de Keizer met de herstelling van het Keizerlijk aanzien in Beneden-
Italie bezig, toen Hij het berigt ontving van den opstand zijna stiefzoons, Her-
tog Ernst Van Zwaben, welk berigt1 hem naar Duitschland terngriep, als zijnde
Cène hoogst einstige zaak. Het is hier de plaats niet om bijzonderheden van
dezen opstand mede te deelén. Genoeg zij het te vermelden dat Ernst, ten
laatste in den ban gedaan en‘ voortvlugtig, te vergeefs bnlp zocht bij Graaf Odo
van' Champagne, ’sKeizers vijand wegens Bourgondie; hierop wierp bij zieh in
db nieèst woèsté gedeélten van het Schwarzwald, doch daar ingesloten snenvelde
hij met zijne getrouwste aanhangers; zijn lijk werd, nadat de ban opgebeven
was, naar Constanz gebragt en aldäar begraven.
In 1027 begaf de Keizer zieh ook naar Nederland, en hield zieh onder
anderen’ oók te Utfècht op, waar, tijdens den dood van Bisschop Adelbold, een
hevigè twiet ontstaan was over de keuze van diens opvolger. Deze twist liep
zóó hóog dat de Keizer, in eigen persoon, vergezeld door zijne gemalin, de
Keizerin Gisela , zieh te Utrecht van zijn regt wilde bedienen om zelf eenen
Bisschop te kiezen. Op dezen in die dagen zoo moeijelijken togt gebenrde het
dat de hoogzwangere Keizerin in het dorp Oosterbeek, ten hnize van den Pastoor
(waarschijnlijk in die dagen het meest geschikte verblijf, — Arnhem was toen
misschien minder aanzienlijk), in het kraambed kwam, en toen Pastoor Bemulf
of Bémoldus den Keizer te Utrecht persoonlijk het berigt der heugelijke gebenr-
tenis kwam brengen, gaf deze, geslingerd tusschen de twistende partijen, en
geen van‘ alle te wille kunnende zijn, de Bisschoppelijke waardigheid aan den
Oosterbeekschen Pastoor, die weldra toonen zou, dat hij voor zijne groote task
24*