9 ä io vaam. Als het water te Sintang 3 m. onder nul Staat,
is het middenstrooms veelal zeer ondiep en moeten 00k een
paar groote banken gemeden worden, namelijk bij de Malei-
sche kampoeng Pagör Babi (rechter oever) en tegenover de
monding van de S. Batang Toe ; bovendien steken alsdan hier
en daar van den linker oever reven uit, welke voor de scheep-
vaart gevaarlijk kunnen zijn.
Vo6r den aanlegsteiger te Sintang Staat bij middelbaren
waterstand circa 9 vaam water; zooals we reeds vroeger mede-
deelden, wordt de bodem der aanlegplaats onveilig gemaakt
door tal van ankers, welke door de schepen werden prijsgege-
ven om tijdens het opstoomen vrij te komen van de soms zeer
hevige draaistroomen uit de Malawi.
Voor een duidelijk overzicht van de hoogst afwisselende
waterstanden der Kapoewas in het drukst bevaren deel van
hären middenloop, hebben wij uit de journalen der waterstanden
te Sintang en te Tajan van en met Juli 1891 tot en met
October 1900 — dus over een tijdvak van bijna io ja a r 1) —
tabellen samengesteld, aangevende:
1. het maandelijksch gemiddelde van alle dagelijksche waterstanden
;
2. den hoogsten waterstand in elke maand;
3. den laagsten waterstand in elke maand;
en naar die tabellen graphische voorstellingen vervaardigd,
welke hierbij zijn gevoegd.
Uit die graphieken blijkt, dat de hoogste waterstanden ge-
meenlijk waargenomen worden in de maanden November,
December en Januari; dat de laagste standen in den regel
voorkomen gedurende de maanden Juli, Augustus en Septem-
1) De wateijöurnalen van Sintang en Taj'an werden hiertoe door den resident
der Westerafdeeling van Borneo te onzer beschikking gesteld; helaas waren die vöör
1891 niet bewaard, zoodat wij ons tot eene graphische voorstelling van bijna io
jaren hebben moeten bepalen.
ber, en dat de waterstanden in de maanden Februari, Maart,
April, Mei en Juni wel is waar afwisselend zijn, maar eenigs-
zins met den gemiddelden waterstand overeenkomen1).
Gedurende de voorgestelde période was te Sintang de
hoogste waterstand in Juni 1897 en bedroeg4.7i m. boven
nul\ de laagste was 6.71 m. onder nul en werd waargenomen
in Augustus 1891. Dit maximum en dit minimum, gevende
een grootste verschil in waterstand van 11.42 m. werd echter
verre overtroffen door de buitengewone waterstanden, waar-
door zich de jaren 1877 en 1878 hebben gekenmerkt. Inde
maand September van eerstgenoemd jaar toch was het minimum
te Sintang 8.17 m. onder nul en in dezelfde maand van
1878 het maximum aldaar 7.47 m. boven nul, zijnde een verschil
in waterstand van 15.64 m. Laatstbedoelde waterstanden
waren echter zelfs bij overlevering niet meer bekend, en kunnen
dus gevoegelijk als hoogst abnormaalwordenaangemerkt.
In het hier besproken tijdvak werd te Tajan de hoogste waterstand
waargenomen in Juli 1897, n.m. 3.30 m. boven nul,
en de laagste gedurende de maanden Augustus en September
1896, t.w. 2.95 m. onder nul, gevende een totaal verschil in
waterstand van 6.25 m., hetgeen met het 00g op de aanzien-
lijke breedte der rivier aldaar zeer beduidend mag heeten.
Uit de graphieken blijkt verder, dat er geen regelmaat in
de perioden der hooge en lage waterstanden bestaat. Zoo ken-
merkte zich bijv. het jaar 1891 door eenen buitengewoon la-
gen waterstand; in 1892 en 1893 was het geen laag water,
maar in 1894, 1895 en 1896 wel; in 1897 weder niet, doch in
1898 en 1899 was het op nieuw zeer laag ; en met de hooge
waterstanden is het evenzoo gesteld.
i) Het gemiddelde van a ile dagelijksche waterstanden in de hier voorgestelde période
was voor Sintang -f- 0.002 m. en voor Tajan -f- 0.61, waaruit voor Sintang de
zeker aardige conclusie kan worden getrokken, dat het nulpunt der peilschaal aldaar
volkomen juist is gesteld, terwijl dat van Tajan 0.61 m. te laag is om den gemiddelden
waterstand aan te geven.