
Groote en goed gebouwde bétang’s, zooals die van het
H a m p a t o e n g d e r B a t a n g - L o e p a r D a j a k s .
Boven-Mfelawi- en het Boven-Kapoewasgebied hebben de sS-
rah-stammen niet; hunne huizen zijn voor ’t meerendeel van
zeer tijdelijke materialen vervaardigd en strekken tot verblijf
aan 4 tot 20 gezinnen ; niet zelden wordt 00k bij hen een la-
wang door meer dan een gezin bewoond. Het verplaatsen der
huizen, wanneer de in den omtrek gelegen ladang’s uitgeput
raken, komt 00k bij hen veelvuldig voor ; bij de raadpleging
der topographische kaarten moet 00k in het Sintangsche met
deze omstandigheid wel degelijk rekening worden gehouden,
De bepalingen op het inzamelen van boschproducten zijn
in Sintang dezelfde als elders; bij inzameling voor eigen ge-
bruik, is aan den vorst niets verschuldigd ; geschiedt de inzameling
met het doel om de producten als handelsartikel te
doen dienen, dan moet de „hasil sapoeloh satoe” (io°/0) aan
gende bladzijde geplaatste teekening van zulk een „hampatoeng” der Batang-Loepar’s
toont aan dat de Dajaksche vervaardiger getracht heeft een hert, een aap, een otter
en een neushoornvogel na te bootsen.
De symbolische beteekenis dezer hampatoeng is:
„Snel als het hert, hoog in de boomen als de aap, diep in het water als de otter
en ver als de neushoornvogel zullen de kwade geesten van dit huis vlieden.”
Sedert het snellen met hand en tand wordt tegengegaan, wachten de Dajaks zieh
er natuurlijk wel voor om bij een voorkomend geval de woning van den schuldige
door het plaatsen van een hampatoeng kenbaar te maken, zoodat deze merkwaar-
dige voorwerpen in Bomeo’s Westerafd. zoo goed als verdwenen zijn.
den panémbahan worden opgebracht. Ook het bezitrecht op
in ’t wild groeiende vruchtboomen, w.o. vooral de téngkawang-
en doerijanboomen, zoomede op het recht tot inzameling van
honig en was der bijen, die zieh vooral op de tapang-boomen
nestelen, berust in het Sintangsche uitsluitend op het vinden
van die boomen en wordt streng geeerbiedigd. De plekken
grond waarop die boomen voorkomen, worden veelal met den
naam van „waris” bestempeld ; het recht van inzameling der
vruchten is erfelijk in de familie van den eersten bezitter.
De Chineezen van de onderafd. Sintang, ter sterkte van
circa 650 zielen hebben alleen een officieel erkende wijk ter
hoofdplaats, waar zij nagenoeg den geheelen handel, d.i. zoo-
wel dien in boschproducten, als in lijnwaden, kramerijen en
levensmiddelen, enz. in handen hebben. »
Het districtshoofd over de Chineezen van de geheele afdee-
ling, met den titel van „kapitan” , is te Sintang gevestigd; een
„lauthai” (dorpshoofd) oefent er onder zijne bevelen hetgezag
uit. De overige plaatsen in de afdeeling, waar wijken voor
Chineezen zijn aangewezen en waar, onder den kapitan van
Sintang, lauthai’s met het bestuur zijn belast, zijn die te Nh
Pinoh en te Silat.
In ’t belang van den binnenlandschen handel wordt echter
ook toegelaten dat Chineesche handelaren en opkoopers van
boschproducten zieh tijdelijk in de binnenlanden ophouden of
liever nederzetten ; het tijdelijk karakter van enkele dier ne-
derzettingen is echter reeds geheel verloren gegaan.
De in het Sintangsche gevestigde Chineezen zijn grooten-
deels Keh-Chineezen ; Ho-Kian’s en Hok-lo’s zijn er slechts
weinigen. Bepaald gefortuneerde Chineezen, die een grooten
handel drijven, zijn er te Sintang maar enkelen ; het meerendeel
hunner vindt in den kleinhandel niet meer dan een vol-
doend middel van bestaan.