aewest grootendeels nog alleen & ' O 0 verband met de namen der
rivieren, in welker stroomgebied zij metterwoon gevestigd zijn.
Voor wat de stammen betreft, die de onderafdeeling Sintang
bewonen, is de verscheidenheid van namen zelfs zeer gering.
Zoo worden de Dajaks van het uitgestrekt stroomgebied der
KStoengau eenvoudig onder den naam van Kfetoengau Dajaks
aangeduid; alleen bestempelt men de inheemsche bewoners
van het stroomgebied der affluenten Sfekalau en Boegau resp.
nog wel afzonderlijk met de benamingen van Sfekalau- en Boegau
Dajaks, terwijl die van de S. Taboen steeds Dajak-Ajfer-
Taboen worden genoemd, enz.
Eene uitzondering maken nog de Söböroewang Dajaks van
het stroomgebied der Tfempoenak, verwant aan de S£b6roe-
wang’s van het Gouvernementsgrondgebied, die vroeger aan
Sintang schatplichtig waren ; en enkele andere van elders af-
komstige stammen, zooals de Desa’s , die in het Käbijau-
gebied wonen en de Linoeh’s van het Bölimbinggebied, die
zieh thans ook in kleinen getale in de landstreek tusschen de
Tfempoenak en Söpauk hebben gevestigd.
In het hieronder volgend staatje werden voor zooveel mo-
gelijk de namen der stammen van de onderafdeeling Sintang
met de aantallen pintoe’s, hasilplichtigen en debevol-
kingssterkte op den i sten Januari 1895 vermeld.
Voor de juistheid der namen van de stammen kunnen wij
echter zelfs niet geheel instaan, want eene vergelijking van
de vorenbedoelde, door bemiddeling van het Europeesch be-
stuur, van den pan&mbahan afkomstige opgave, met die
welke in 1887 ten behoeve van de verdeeling der njksin-
komsten werd verstrekt, leverde eenige verschillen op, welke
het ons niet is mögen gelukken tot klaarheid te brengen.
N amen der D ajaksche
STAMMEN.
AANTAL
LAWANGS
AANTAL
SERAHPLICHTIGEN
MANNEN
VROUWEN
RINDEREN
¡3
w►1
jg
Boegau en Sebarok 299 275 441 426
00DO CO
1225
Sekalau 402 471 755 684 566 2005
Ajer Taboen 277 302 497 445 482 1424
Lebang 223 219 451 428 357 1236
Linoh— Tempoenak ■ 122 1 17 184 160 * . 277 621
SSbäroewang—TSmpoenak 1 S9 178 302. 247 378 927
Desa—Tempoenak 196 180 341 287 3°5 933
Seberoawang—Kantoek r 59 197 329 285 3°7 921
Bandj oer—Dj oengkit 99 i 4S 186 187 m 484
Bandjoer Kanan—Djoengkit i n 173 254 233 166 653
Sepauk 256 — 1016 861 715 2592
Desa—Ranah—Dahau 90 136 17 7 i6 5 178 520
Moentah 39 39 63 ' 5? 80 I 95
Mensikoe l62 142 192 196 277 665
Sekara 240 333 437 392 434 1263
Totaal . . . . 2834 15625 5048 4991 1 i 5664
Zooals wij reeds mededeelden zijn alle Dajaks van de on-
derafd. Sintang hasil- en s&rah-plichtig aan den vorst van het
land en worden zij daarom ook wel onder den naam van Da-
jak-radja (vorsten Dajaks) of Dajak-s&rah aangeduid.
Hunne geldelijke en persoonlijke verplichtingen tegenover
het vorstenbestuur berusten op mondelinge overeenkomsten
uit den vroegeren tijd toen Sintang nog bij machte was Dajak-
sche stammen te beoorlogen en tot onderwerping tebrengen.
Over ’t algemeen houden de Dajaks zieh trouw aan die
overeenkomsten hunner voorvaderen en alleen wanneer hun
dit door misgewas of epidemieen onmogelijk is, dan wel als de
apanagehouders van den vorst wat al te veeleischend worden,