
Van de monding der Engkatat tot aan hare uitwatering in
de Sökajam heeft de Möngkijang een algemeen zuidwestelijken
en sterk kronkelenden loop tusschen de läge heuvelruggen,
welke zieh in haar betrekkelijk smal benedenstroomgebied
verheffen. De waterscheiding met de zuidwaarts naar de Kapoewas
stroomende Kbdoekoel en Entakai wordt in dien be-
nedenloop gevormd,voor wat de eerste aangaat door eenige
läge heuvelruggen en voor wat de Entakai betreft, door een
zeer geaccidenteerd en toprijk laaggebergte van 2 a 300 m.
hoogte, dat zieh westwaarts van het vlakke Ködoekoelgebied
tot aan den linker Sökajamoever uitstrekt en dat zuidwaarts
tot aan de Kapoewas reikt.
Met uitzondering van een paar kleine Maleische nederzet-
tingen, zijn de oevers der Möngkijang 00k in hären beneden-
loop vrij wel onbewoond; de Dajaksche bewoners dezer land-
streek hebben toch hunne huizen wat meer landwaarts in, ten
einde op die wijze minder aan de vexatien van de voorbij trek-
kende Maleiers blootgesteld te zijn en 00k omdat zij over ’t
algemeen vlak aan de rivier niet veel geschikte bouwgronden
vinden.
Het gros der Dajaks van het Beneden-Mfengkijanggebied
behoort tot den stam der Djörfepit Dajaks, die hunne huizen
00k voor een deel in het aangrenzend brongebied der Kbdoe-
koel hebben, waar 00k hun voornaamste huis, Söraoeng, (26
pintoe’s met 166 bewoners) gelegen is. In ’t geheel heeft deze
stam 12 vestigingen met 167 pintoe’s en 1254 zielen en behoort
dus tot een der grootste van het Sökajamgebied. Voorts
zijn nog op körten afstand van de Möngkijang 2 huizen met
slechts 18 pintoe’s en 137 bewoners van de Koejak Dajaks
en eindelijk, wat landwaarts in aan den rechter oever, het zeer
groote huis te Rentang met 22 pintoe’s en 203 bewoners van
de Bindang Dajaks.
Het läge bergterrein ten zuiden van de Beneden-Möngkijang
wordt door tal van voetpaden doorsneden, waarin wel veel
Sterke hellingen voorkomen, doch die ten allen tijde goed
bruikbaar zijn ; de landpaden, welke van die rivier naar het
Boven-KSdoekoelgebied voeren, leiden wel is waar grooten-
deels door vlakke streken, maar deze zijn in den regentijd zoö
drassig, dat ze dikwijls zoo goed als onbegaanbaar zijn.
Oorspronkelijk woud treft men in het Beneden-Möngkijang-
gebied bijna niet meer aan, daar dit door den wisselenden la-
dangbouw der Dajaks reeds veelal voor laag hout en alang-
alang heeft plaats gemaakt.
Zooais wij hiervoren mededeelden wordt het stroomgebied
der KSdoekoel grootendeels door vlak terrein ingenomen. De
rivier zelve ontstaat uit de vereeniging van de S. Engkai, de
S. Entimoet en de eigenlijke Kfedoekoel, drie kleine beken,
welke ontstaan tusschen de zeer läge heuvelruggen van de
noordelijke waterscheiding met het gebied der Engkatat en
die zieh ter hoogte van PHawan Lampoeng, eene kleine ne-
derzetting der Djörgpit Dajaks vereenigen.
Stroomafwaarts van die plaats yervolgt de Kädoekoel hären
zeer kronkelenden loop in zuidelijke richting tot op körten
afstand van de Kapoewas door eene nagenoeg vlakke
woudstreek,waarin o.m. zeer veel pandan wordt aangetroffen,
en buigt zieh dan naar het westen, om bij de vrij belangrijke
Maleische kampoeng Ködoekoel in den hoofdstroom uit te
wateren. Zij is tot aan de monding van het linker zijtakje
Kbndoe, een weinig stroomafwaarts van PHaman Lampoeng,
als waterweg bruikbaar.
In haar benedenstroomgebied zijn längs of op körten afstand
van de oevers een 6tal over ’t algemeen goed onder-
houden huizen van de Möroendjau Dajaks, met 97 pintoe’s en
ruim 600 bewoners ; het voornaamste huis is dat te Moko, be-
woond door 25 gezinnen met 144 zielen, nabij den rechter
oever ter hoogte van de monding der beek Körkotoe.