gebied, n.m. twee paden in zuidelijke richting naar den boven-
loop der KStingan, een rechter affluent van de S. MSngkijang,
welke zieh bij de geheel geisoleerd gelegen kleine Dajaksche
nederzetting TSrijang vereenigen en een pad in algetneen
zuidwestelijke richting naar den bovenloop der KSmbajan.
Het zijn niet meer dan gewone Dajaksche woudpaden, welke
alleen in den tijd der inzameling van boschproducten worden
begaan en in de overige gedeelten van het jaar grootendeels
toegegroeid zijn.
Op de zuidelijke hellingen van den grenstop SSmoentih en
de zieh verder westwaarts uit het SSrawaksch scheidingsge-
bergte verheffende hooge toppen vinden verscheidene linker
affluenten van de SSkaj am hären oorsprong, die echter, daar
de rivier vlak längs den voet van het gebergte stroomt, voor
het meerendeel uit een hydrographisch oogpunt niet de minste
beteekenis hebben.
De eenige voorname zijrivier, die op dit deel van het grens-
gebergte hare bronnen heeft, is de KSmbajan, waarvan het
gebied aan dat der Sai grenst en door de Boedoekketen daar-
van gescheiden wordt.
Het KSmbajangebied moet als een zeer geaccidenteerde
landstreek worden aangemerkt, want het wordt bijna geheel
ingenomen door läge berg- en heuvelruggen, welke deels met
het SSrawaksch grenSgebergte, ten deele met de Boedoekketen
samenhangen, terwijl de dalen, waardoor de rivier en
hare vele kleine zijtakken zieh eene bedding hebben gebaand,
meerendeeis zeer eng zijn. Het voornaamste laaggebergte in
dit gebied is de G. Boengko, een keten, die zieh op körten af-
stand van den linker KSmbajanoever tot 435 m. verheft en
oostwaarts met den 853 hoogen G. Moeja, een der toppen
van de Boedoekketen samenhangt.
Het bovenstroomgebied der KSmbajan is nog geheel woest
en onbewoond; längs den midden- en benedenloop van de
rivier en hare zijtakken worden echter tal van nederzettingen
van den stam der Aweh-TSmbawang- of KSmbajan Dajaks
aangetroffen; het aantal pintoe’s van dien stam bedraagt 337
met 2046 zielen. De bouwvelden dezer Dajaks zijn meerendeeis
op körten afstand van hunne huizen > meer landwaarts
in is het terrein nog bijna geheel met woud of, waar vroeger
ladang’s waren, met laag hout en struikgewas bezet.
Een aan den stam der Aweh-TSmbawang Dajaks verwan-
ten stam, Moewara-KSmbajan genaamd, heeft een i2tal nederzettingen
met 176 pintoe’s en 1287 zielen deels längs de
SSkajam, ter hoogte van de monding der KSmbajan, ten deele,
zooals reeds hiervoren werd medegedeeld, in het gebied der
Ilai en MSroewai, die zieh op betrekkelijk körten afstand van
de KSmbajan in de SSkajam ontlasten. De voornaamste ves-
tiging dezer Dajaks is het huis te DjSmongkok aan den linker
SSkajamoever, met 26 pintoe’s en omstreeks 200 zielen.
Van de op de zuidelijke en oostelijke hellingen van den G.
Boedoek oorsprong vindende beken is alleen de Boenti over
een afstand van eenige beteekenis met sampan’s bevaarbaar. In
zijn overigens betrekkelijk körten loop doorstroomt dit linker
zijriviertje van de SSkajam grootendeels een laag bergterrein,
waarvan de heuvelachtige voet geleidelijk te niet loopt in eene
vrij breede alluviale terreinstrook, welke aldaar längs den linker
oever van de SSkajam aangetroffen wordt. Hetstroomge-
bied der Boenti strekt tot woonoord aan de Soemdarak Dajaks,
die daar een i2tal nederzettingen hebben met 149 pintoe’s en
1177 zielen. Het voornaamste huis dezer Dajaks, Darok genaamd,
bewoond door 186 zielen, ligt aan den oostelijken voet
van den G. Boedoek, nabij de bronnen van de Boenti. Darok
is het gemakkelijkst te bereiken längs het voetpad, dat van
uit de Maleische kampoeng SSroepih, waar de bevaarbaarheid
der Boenti eindigt, verder stroomopwaarts längs die rivier
leidt. Van Darok voeren een paar bergpaden, onder zeer