
werden geregeld bij Gouvernements besluit van 27 Februari
1880, overeenkomstig het ter zake opgemaakte voorstel van
den controleur van Houten. Bij gemis aan deugdelijke kaar-
ten liet de omschrijving nog wel het een en änderte wenschen
over; tijdens de topographische opneming heeft men echter
getracht de in 1880 vastgestelde grenzen zoo goed en kwaad
als het ging op het terrein uit te zetten en in kaart te brengen.
Opmerkelijk is het dat de vorst van Sintang toenmaals den
wensch te kennen gaf, dat het Gouvernement zieh zoude verbinden
om geen zijner Dajaksche onderdanen, die naar het
Gouvernementsgebied zouden willen verhuizen, daar toe te
laten. Dat de panembahan vrees voor verhuizing op groote
schaal van zijn s&rahplichtige Dajaks naar de aan zijn gebied
grenzende nieuwe Gouvernementslanden koesterde, mag ze-
ker vrij natuurlijk worden genoemd, want in die landen zouden
de Dajaks bevrijd zijn van de vexatien, waaraan zij binnen
de grenzen van het Sintangsche rijk blootgesteld waren en
helaas 00k nu nog zijn. Aan den wensch van den vorst werd
uit den aard der zaak geen gevolg gegeven ; alleen gaf het
Gouvernement bij de bekrachtiging der grensregeling de ver-
zekering, dat het Europeesch bestuur zieh er niet opzettelijk
op zoude toeleggen om de Dajaksche onderdanen van Sintang
aan te moedigen naar het Gouvernementsgrondgebied
te verhuizen. Ook zonder dat heeft echter sedert dien van uit
jhet Sintangsche herhaaldelijk verhuizing van Dajaks naar de
Gouvernementslanden plaats gehad.
De noordelijke grens van het landschap en tevens van de
onderafdeeling wordt gevormd door de uitgestrek'te Köling-
kangketen, de noordelijke waterscheiding van het Kapoewas-,
gebied en de grens van het Nederlandsch gebied op Borneo
met Sgrawak.
De hiervorenbedoelde oostelijke grens met Sölimbau en
met het direct Gouvernementsgebied wordt bepaald door den