
vroegere Industrie; trouwens ook thans nog worden nu en
dan, alhoewel met weinig voordeel, kleine goudmijnen aldaar
bewerkt. De door het vroegere goudgraven geheel verwoeste
gronden, waar de witte klei of pijpaarde en het gesteente nu
nog aan de oppervlakte bloot liggen, zijn ten eenenmale onge-
schikt voor eenige cultuur en geven aan de heuvels een min
of meer dor aanzien.
Onmiddellijk achter vorenbedoelde heuvelrij, welker groot-
ste breedte niet meer dan 600 m. bedraagt en waarvan de
hoogste top zieh ongeveer 25 m. boven den linker Kapoewas-
oever verheft1), neemt het moerassige boschterrein een aan-
vang; paden van eenige lengte, welke uit Sintang landwaarts
in voeren, bestaan er dan ook niet.
Juist op den hoek van de door de twee rivieren gevormde
landtong, is tegen een inlandschen vijand eene redoute ge-
bouwd, welke tevens tot huisvesting dient aan het garnizoen
ter sterkte van eene compagnie. Met haar scherp aangepunte,
van schietgaten voorziene en somber zwart geverfde ijzer-
houten palissadeering, met haar boven de twee cirkelvormige
bastions uitstekende niet zeer moderne kanonnen en met haar
verraderlijke versperring van gewapend ijzerdraad, heeft die
versterking in het oog van den Maleier en den Dajak werke-
lijk een zeer dreigend aanzien.
Langs den helaas met wat al te witte kiezelsteenen ver-
1) De volstrekte hoogte van het astronomisch station nabij den aanlegsteiger
werd in 1887 bepaald op 27,5 Die hoogte werd afgeleid uit de aanwijzingen
van 3 barometers $4- waarvan 2 kwikbarometers en 1 aneroide,' welke gedu-
rende twee achtereenvolgende maanden viermaal daags, gelijktijdig te Pontijanak,
te Sanggau als tusschenstation en te Sintang werden afgelezen. Het resultaat der
op die wijze verkregen hoogte voor Sintang en Sanggau mocht vrij bevredigend
worden genoemd, vooral wanneer rekening gehouden wordt met den grooten onder-
lingen afstand tusschen de stations en van de beide eindslations, welke laatste
hemelsbreedte 239 k.m. bedraagt.
De hoogte van Pontijanak werd gevonden door directe waterpassing van uit het aan
zee gelegen Soengai Kakap, waar de gemiddelde zeehoogte als nulpunt werdaangenomen.
harden weg, die van af de redoute naar het oostelijk uiteinde
der plaats voert, liggen een paar zeer nette officierswoningen,
het zeer ruime en doelmatig gebouwde huis van den assistentresident,
waarvoor een sierlijk aangelegd park, en verder het
bureau, de gevangenis, het zoutpakhuis, een hoogst eenvou-
dig societeitsgebouwtje, eene nette woning voor den militairen
a commandant, eenige kleine huizen van Europeesche bouw-
orde en eindelijk tal van woningen van inlanders, meest ge-
pasporteerde inlandsche militairen ; vlak voor den aanlegsteiger
eindelijk is het steenkolen pakhuis gelegen.
In een paar dwarsstraten treft men nog enkele zoogenaamd
Europeesche huizen aan en om het geheele plaatsje voert een
wandelweg, die bij de redoute een aanväng neemt en door het
met laag struikgewas begroeid heuvelachtig terrein weder
naar de Kapoewas leidt. Van dien weg heeft men een heerlijk
uitzicht op den berg Kglam en wanneer bij ondergaande zon
de nagenoeg loodrechte wanden van die zandsteenmassa het
meest schitterende kleurenspel vertoonen, vindt men daarin
ruimschoots vergoeding voor de eentonige wandeling, die men
längs den eenzamen weg gemaakt heeft.
Een groot inconvenient van Sintang, trouwens van bijna
alle afdeelingshoofdplaatsen op Borneo’s westkust, is dat men
er geen hotel heeft, zoodat men er altijd verplicht is een be-
roep op de gastvrijheid van een der ingezetenen te doen. Nog
jeen ander ongemak, maar minder voor vreemdelingen, is het
[verschil in waterstand van de Kapoewas. Wanneer men bij
zeer laag water te Sintang aankomt en de linker Kapoewas-
pever van 6 tot 10 m. boven den waterspiegel uitsteekt,
■schijnt het haast ondenkbaar, dat de rivier zooveel rijzen kan,
dat een groot gedeelte der plaats onderloopt. Zooals wij reeds
vroeger mededeelden, behoort dit echter volstrekt niet tot de
zeldzaamheden, ten minste voor wat het onmiddellijk aan de
rivier grenzend deel der plaats betreft. Herhaaldelijk is men