het kanaal geschieden en gewone reizigers verkiezen 00k in
en regel den waterweg, omdat de landweg dikwijls bijna niet
begaanbaar is.
Van Pontijanak tot even voorbij paal 3 is de weg wel vrij
ard en meestal droog, maar van daar tot paal 8 is hij zeer
week en ontaardt reeds na weinige regens in een wäre modder-
poel; verder tot Soengai Kakap is de weg 00k alleen bij droog
we er goed begaanbaar, en bij regen bijzonder drassig. Van
af paal 2 voert het pad door eene smalle strook klapperaan-
plantmgen, waarm verspreid tal van huisjes van Boegineezen •
hier en daar, vooral längs de zuidzijde van den weg, zijn 00k
vrij uitgestrekte ananastuinen, waarvan het product hoofd-
zakelijk voor uitvoer naar Singapore is bestemd.
De tegenwoordige standplaats van den controleur is Koe-
wala Kakap, eene aan de uitwatering der S. Kakap gelegen
belangrijke nederzetting van Chineezen, die zieh, behalve op
den kleinhandel, vooral op de bereiding van coprah toeleggen
Van uit den vroegeren bestuurszetel is die kustplaats in een
uur längs het in den regel als waterweg zeer bruikbaar riviertje
te bereiken g van het er längs leidend voetpad (6 k.m. lang)
wordt meestal alleen over körte trajecten gebruik gemaakt.
De rechter Kapoewasoever van af Batoe Lajang tot aan
zee en verder de kuststrook tot aan Pöniti Bgsar, aan de mon-
ding der rivier van denzelfden naam, zijn 00k reeds, doch over
betrekkelijk geringe breedte, aan de klappercultuur dienst-
baar gemaakt; tusschen Pöniti en de grensrivier Poeroen Bb-
sar worden echter de klapperaanplantingen door eene circa
2 k.m. breede, moerassige strook van de kust gescheiden. Tot
drooglegging van het terrein bij Pgniti heeft men, omstreeks
1 o jaar geleden, een kanaal gegraven, bekend onder den naam
van pant kongsi, dat echter volgens de klapperplanters niet
aan de verwachtingen beantwoordt, daar het aan de klapper-
tuinen veel nadeel doet; bij vloed loopt nl. het zeewater in de
parit, die blijkbaar niet breed genoeg is en al zeer spoedig
overloopt, waardoor de aangrenzende tuinen worden over-
stroomd, hetgeen, volgens zeggen, de boomen in den normalen
groei zoude belemmeren. Ofdeze bewering al dan nietgegrond
is, is mij niet bekend; zeker is het echter, dat in het Soengai
Kakap’sehe de klapperboomen weinig of niet van eene gedu-
rige aanraking met zeewater schijnen te lijden te hebben.
Bij Soengai Poeroen zijn 00k eenige vrij uitgestrekte sa-
wah s, die deels aan Maleiers, deels aan Chineezen toebehoo-
ren en die in den regel een goeden padioogst opleveren. Van
die plaats leidt door het bebouwde terrein een in den droo^oen
tijd goed bruikbaar pad naar Pöniti Bbsar, van waar längs een
voetpad, dat op körten afstand van den rechter Kapoewasoever
door kampoeng’s en klappertuinen voert, via Ajör Itam
en Djoengkat, kampoeng Baroe tegenover Pontijanak kan
worden bereikt; alleen in het droge jaargetijde kan dit pad
zonder veel bezwaar afgelegd worden, doch reeds na weinige
regens is het in de drassige terreinen, waardoor het voert, zoo
goed als onbegaanbaar.
Van de 5 deltaeilanden der Poengoer Bbsar is alleen Tand-
joeng Saleh1) reeds grootendeels met klapperboomen beplant
en door middel van parit s drooggelegd; op de overige eilan-
den zijn nog slechts enkele tuinen van weinig beteekenis. Ook
daar bestaat evenwel reeds neiging tot uitbreiding der klappercultuur.
In de drassige woudvlakte van de tot het landschap Koeboe
behoorende Ambawangstreek, aldus genoemd naar het zieh
daaruit verheffende granietgebergte Ambawang, zijn nog
slechts hier en daar längs de grensrivieren enkele niet zeer
groote Boegineesche nederzettingen en ladang’s, welke laat-
ste geleidelijk tot aan den voet van het gebergte worden uit-
1) Met eene oppervlakte van circa 49,5 k.m2.