
k.m., leidt längs enkele nederzettingen der Kërambai Dajaks
en kan zonder bezwaar in één dag worden afgelegd.
Tot besluit van dit hoofdstuk willen wij nog het een en ander
meedeelen omtrent de vaartuigen, waarvan men zieh in
het middenstroomgebied der Kapoewas en in het bijzonder in
Sangfgfau OO en Sëkadau bedient.
In ’t algemeen zijn slechts 2 hoofdtypen van vaartuigen te
onderscheiden, n.m. de lichte sampan, zoowel geschikt tot het
vervoeren van personen en kleine vrachten längs rivieren met
weinig gevaren in de bedding, als voor reizen längs waterwe-
gen met rijam’s en kleine watervallen, en het betrekkelijk
groote en zware laadvaartuig, dat alleen dienen kan voor
transport van personen en lading längs niet snelstroomende
rivieren.
De eenvoudigste sampan is een zeer klein vaartuig, uit een
enkelen boomstam vervaardigd, niet opgeboeid en geschikt
voor enkele personen. Heeft het vaartuig eene lengte van 1 o
à 15 m., bij eene breedte van circa 1 m. dan noemt men het
een sampan djaloer; met zulk een sampan kunnen tot 20 personen
worden vervoerd. Een met een plank en lijst opgeboeide
sampan (djaloer) duidt men gemeenlijk onder den naam van
sampan reel aan en wanneer de sampan (djaloer) met 2 à 3
planken en een lijst is opgeboeid, Staat ze onder den naam
sampan timbau bek’end; de laatste soort is soms van een kiel
voorzien.
Voor het bevaren van riviergedeelten met rijam s, gebruikt
men altijd opgeboeide sampan’s; veelal bestaat echter de
längs de zijboorden aangebrachte verhooging uit boomschors
(koelit kajoe). Zulke sampan’s worden bovendien uit lichte en
taaie houtsoorten vervaardigd om tegen het stooten op de
steenen bestand te zijn, terwijl die, welke dienen voor reizen
längs rivieren zonder rijam’s, van meer duurzame houtsoorten
als kajoe besi, mërbau, mëdang, enz. worden gemaakt.
Tot het type „sampan” behoort 00k de bidar, zijnde een
sampan timbau met boordplanken (sajap) en een boeg (linggi)
en meestal geheel overdekt. Bidar’s hébben soms zeer groote
afmetingen ; te Sanggau heeft men er die door 24 roeiers moe-
ten worden voortbewogen en waarin 40 personen kunnen
plaats nemen. Een zeer lange (soms 15 à 18 m.) en betrekkelijk
smalle bidar zonder boordplanken draagt den naam van
pëlele ; dit is het snelvarendste vaartuig.
De laadvaartuigen zijn te onderscheiden in de daoeb-daoeb,
die wij reeds in het Mëlawigebied leerden kennen ; de tong-
kang, een soort daoeb-daoeb van Chineesch maaksel en ein-
delijk de bandoeng, met een laadvermogen tot 6 kojan’s, een
geheel overdekt vaartuig, met kiel en voorzien van een soort
van bordes voor de boomende bemanning.
De längs de rivieren gevestigde inheemsche bevolking
houdt er slechts sampan’s op na, terwijl de groote vaartuigen
als bidar’s, daoeb-daoeb en bandoeng’s in den regel het eigen-
dom zijn van Maleische of Chineesche handelaren, dan wel
van de leden der vorstelijke familie.
H i s t o r i s c h e a 'a n t e e k e n i n g e n b e t r e f f e n d e S e k a d a u 1 ).
Daar van de oudste geschiedenis van het Sëkadau’sche rijk,
welke natuurlijk een legendarisch karakter draagt, voor zoo-
verre ons bekend, tot nu toe alleen werd gepubliceerd eene
opgave van den Heer Y. Strikwerda omtrent de afstamming
der vorsten (Tijds. v. N. I. 1872 II bl. 205) willen wij hier
eerst in ’t kort mededeelen wat de overlevering nog meer dien-
aangaande voor het nageslacht heeft bewaard.
. 1 ) Deze gegevens ben ik hoofdzakelijk verschuldigd aan den heer W. C. van
der Meulen, tegenwoordig contrôleur van Sanggau en Sëkadau.