
een goede loods is het dan 00k niet aan te raden die rijam te
passeeren.
In het vaarwater tusschen de rijam Ségijam en de monding
der Tainan een traject van 17 k.m. — komen 6 rijam’s
vooi, allen gevormd door steenbrokken of steenplaten; alhoe-
wel daar ter plaatse 00k een zeer sterke stroom kan staan,
levert het passeeren van die gevaren bij eenige handigheid
der bemanning van het vaartuig weinig moeilijkheden op.
Tusschen Nh Taman en de rijam Raja — op 84,5 k.m. af-
stand van Sékadau en van daar in een 4tal dagen te bereiken
Vf- treft men eveneens 6 kleine rijam’s in de overigens bijna
doorloopend steenachtige bedding aan. Ook deze kunnen in
normale omstandigheden zonder veel bezwaar worden over-
getrokken ; bij hevigen stroom, bijv. als het water in den bo-
venloop begint te rijzen, wordt echter voor opgaande vaar-
tuigen, ook voor het passeeren van deze rijam’s, veel omzich-
tigheid geéischt.
De hiervorengenoemde rijam Raja (groot) vormt de voor-
naamste hindernis in de Sékadau ; vaartuigen van eenige be-
duidende afmetingen bevaren de rivier dan ook slechts tot
daar, omdat het slepen van zware prauwen en bidar’s door die
lange en meestal onstuimige rijam alleen mogelijk is met bui-
tengewone krachtsinspanning, waarover de inheemsche be-
volking in den regel niet heeft te beschikken1). Tot het over-
1) In 1889 was het voor het doen van astronomische plaatsbepalingen te Kijoeng-
kang noodig een zeer groote bidar, die tot het vervoeren der sterrekundige instrumenten
was ingericht, door de rijam Raja heen te brengen en dit gelukte volkomen,
tot groote verbazing van de SSkadau’sche bevolking, die het vooraf onmogelijk had
verklaard om met zulk een groot vaartuig door de rijam heen te gaan. Trouwens
de verhalen van de inlanders omtrent de ontzaglijke gevaren aan het overtrekken
van rijam’s verbonden, zijn altijd wat overdreven. Ik geloof dat dit verband höudt
met de vrees, die zij koesteren, dat aan een Europeesch reiziger een ongeluk zal
overkomen, waarvoor zij meenen aansprakelijk te zullen worden gesteld. Men leide
hieruit echter niet de gevolgtrekking af dat de rijam’s der Borneo-rivieren weinig
te beteekenen hebben; integendeel, zelfs na jaren achtereen door rijam’s ge,
trekken van de rijam Raja worden de vaartuigen, zelfs de
kleinste, steeds vooraf ontladen ; een in het woud gekapt pad
van ± 400 m. lengte, längs den steilen rechter oever, geeft
gelegenheid om de lading over land te vervoeren. Daar
de vaargeul vrij breed en recht is, kunnen de ledige vaartuigen
met behulp van rotan-trossen in den regel zonder veel ge-
vaar door de rijam worden gebracht. Bij stijgend water Staat
echter een hevige golfslag in de vaargeul en zijn er zulke
groote draaistroomen, dat het passeeren absoluut onmogelijk
is, wil men ten minste niet de bijna zekere kans loopen dat het
vaartuig tegen de steenen te pletter slaat.
Trouwens onder dergelijke omstandigheden is de inheemsche
bevolking er niet toe te bewegen eene poging te doen om
door de rijam heen te komen en dient men geduldig een bete-
ren waterstand af te wachten.
In het riviergedeelte tusschen de rijam Raja en Kijoengkang
— een traject van 30 k.m. — zijn het vooral grindbanken,
welke de bedding onveilig maken. Wel komen daarin ook
tal van rijam’s, gevormd door steenbanken en groote steen-
klompen, voor, waar soms een buitengewoon sterke stroom
kan staan, maar vergeleken met de rijam Raja hebben ze geen
beteekenis en te meer niet omdat de rivier daar nog slechts
met weinig diepgaande djaloer’s en sampan’s wordt bevaren.
Stroomopwaarts van Kijoengkang is de bedding zelfs in normale
omstandigheden zeer ondiep en vormt als ’t ware eene
aaneenschakeling van grindbanken en steenplaten, die echter
met kleine vaartuigen zonder veel bezwaar kunnen worden
overgetrokken.
Zooais wij reeds hiervoren mededeelden, is Tömbaga de
uiterste nederzetting längs de Sbkadau, die te water kan wortrokken
te zijn, voelt men zieh ängstig telkenmale wanneer men zieh met zijn vaartuig
in de bruisende golven van een rijam bevindt; ten minste mij is het zoo gegaan
en velen met mij, die met de Borneo’sche rijam’s wat nader hebben kennis gemaakt.