
Meteorologisch Observatorium te Batavia, aantoonende:
X. den jaarlijkschen regenval;
2. den gemiddelden maandelijkschen regenval;
3. het jaarlijksch aantal regendagen;
4. het gemiddeld maandelijksch aantal regendagen:
5. de gemiddelde grootste hoeveelheid regen in 24 uren.
In vorenbedoelde 2 ijarige periode was de grootste regenval
in het jaar 1889, n.m. 5143 mm., de kleinste in 1899 be-
droeg 2838 mm. en de gemiddelde jaarlijksche regenval was
3734 mm.. Het grootste aantal regendagen was in 1889 n.m.
256 ; het kleinste in 1885' bedroeg 175; het gemiddelde in 21
jaren was 207. De grootste hoeveelheid regen in 24 uur viel
in de maanden October, n.m. gemiddeld 185 mm.; de kleinste
in de maanden Juni, n.m. gemiddeld 119 mm..
Omtrent de gezondheid van het Sintangsche klimaat kan
worden aangeteekend dat de beduidende temperatuursafwis-
selingen, teweeggebracht door eene groote wärmte over dag,
gevolgd door koele en meestal vochtige nachten, veelvuldig
katarrhen van de ademhalingsorganen en rheumatische aan-
doeningen veroorzaken.
De uitgestrekte moerassige terreinen in de nabijheid der
plaats, die bij hoogen waterstand onderloopen en waarop bij
laag water veel modder achterblijft, werken voorts de ont-
wikkeling van miasmen in de hand. Zoowel bij hooge als bij
läge waterstanden komen te Sintang intermitteerende koort-
sen voor, die niet zelden een epidemisch karakter aannemen.
Over ’t algemeen is echter de gezondheidstoestand het on-
gunstigst tijdens de perioden van hooge waterstanden, want
dan woeden de malaria-epidemien het hevigst.
Ook beri-beri komt te Sintang veelvuldig voor en zelfs bij
personen, die nooit daaraan leden, vertoonde zieh te Sintang
die ziekte. In de gevangenis neemt de beri-beri zelfs niet
zelden een waar epidemisch karakter aan.
Het vorenstaande resumeerende meenen wij tot de con-
clusie gerechtigd te zijn dat Sintang allesbehalve op den naam
van eene „gezonde plaats” aanspraak kan maken.
H y d r o g r a p h i s c h e b i j z o n d e r h e d e n . — d e v o o r n a a m s t e
LANDWEGEN.
i. De Kötoengau (rechts) die 63,0 k.m. = 8,5 D. mijlen
stroomopwaarts van Sintang door eene circa 120 m. breede
monding in de Kapoewas uitwatert, en die, zooals wij hier-
voren zagen, hären oorsprong vindt op de zuidelijke hellingen
van de Kölingkangketen, ter hoogte van den Bt. Ngaras,
heeft eene stroomlengte van 324 k.m. De bevaarbaarheid
reikt stroomopwaarts niet verder dan de Dajaksche neder-
zetting Daoeh, op 296 k.m. afstand van de monding, waar
eene ± 700 m. lange aaneenschakeling van watervallen,
begrensd door loodrechte rotswanden, het verder stroomopwaarts
gaan, zelfs met de kleinste vaartuigen, absoluut on-
mogelijk maakt.
Van de monding, tot waar zij op eenen afstand van 70 k.m.
stroomopwaarts ter linker zijde de onbeduidende affluent SS-
kapat opneemt, heeft de rivier een algemeen zuidelijken loop
en eene breedte varieerende van 150 tot 90 m.; onder normale
omstandigheden bedraagt daar hare diepte gemiddeld
4 m.. Bij günstigen waterstand kan dan ook de rivier met
kleine stoomvaartuigen van 7 ä 8 voet diepgang tot Nh S6-
kapat worden opgevaren. Wel komen op körten afstand van
laatstgenoemde plaats (te Batoe Lintang, te Batoe Barau en
nabij de monding der beek Tapang) steenen in de bedding
voor, maar alleen bij laag water levert het passeeren van die
gevaren bezwaren voor stoomscheepjes op. Overigens is de
bodem der bedding deels zandig, deels modderachtig. Ook de