
daarbuiten veel aanzien had. Wel overtrof hij dezen in hetop-
volgen der uiterlijke voorschriften van den Islam, maar onder
zijn bestuur begon men o.a. minder nauwgezet om te gaan
met de boedelzaken van zijne onderhoorigen en werden veel
minderjarigen zeer benadeeld. Tal van waardevolle klapper-
aanplantingen,vooral in hetSoengai-Kakap’sche moeten toen-
maals, zoogenaamd bij gemis aan erfgenamen van de vroegere
bezitters, aan de sultansfamilie zijn vervallen. Om aan die mis-
bruiken zooveel mogelijk een einde te maken, werd door resident
Zwager den stoot gegeven tot de instelling van den pries-
terraad, die onder het voorzitterschap van den rijksbestuurder
Sjarif Abdoel Rachman in de eerste tijden geheel aan het doel
beantwoordde, maar na diens overlijden in 1873 meer een
plaag dan een weldaad voor de bevolking moet zijn geworden.
Sultan Hamid overleed in 1872 en werd opgevolgd door
zijn öudsten zoon Sjarif Joesoef, met wien den 2 2sten Augustus
het thans nog vigeerend contract werd aangegaan. Deze over-
eenkomst wijkt o.m. daarin van de vorige af, dat de uitoefe-
ning van de politie over de inlandsche bevolking in het land-
schap buiten de Gouvernements-etablissementen, aan het rijks-
bestuur werd overgelaten, in overeenstemming en in overleg
met de besturende ambtenaren, een en ander in verband met
het nieuwe regiement op het rechtswezen in de residentie. De
door het landsbestuur te helfen belastingen werden toen 00k
voor ’t eerst vastgesteld.
Tijdens het bestuur van sultan Joesoef werd in 1876 Pon-
tijanak zeer geteisterd door cholera. In het daaraan volgend
jaar werd ter hoofdplaats door een bejaard Arabier uit Singapore,
Said Mohammad Saleh, die spoedig een roep van heilig-
heid en grooten toeloop verkreeg, 00k omdat de vorstelijke
familie hem veel eer bewees, eene beweging op Mohamme-
daansch godsdienstig gebied op touwgezet. Door de krachtige
maatregelen van het bestuur, dat den heiligen man binnen
zeer körten tijd naar Singapore wist te doen terugkeeren,werd
aan die propaganda een einde gemaakt; het groot aantal
Mekkagangers uit de Westerafdeeling in 1878 wordt echter
aan zijn invloed toegeschreven. Tijdens het bewind van sultan
Joesoef schijnt 00k de stroom van landverhuizers uit Celebes
naar Pontijanak zeer te zijn toegenomen, ten minste er
vestigden zieh hoe langer hoe meer Boegineezen in het Soen-
gai Kakap’sche. Nadat in verband met het overlijden van den
Kap-thai van Mandor den 4den October 1884 een einde was
gemaakt aan de Lan Fong-kongsi en de werkelijke invoering
van ons bestuur in het vroegere kongsiland had plaats gehad,
braken aldaar, zooals bekend, nog in diezelfde maand ernstige
onlusten uit, welke eerst in September 1885 geheel waren on-
derdrukt. Het duurde nog tot 1 Januari 1887 voor dat de Chi-
neesche bevolking van Mandor aan dezelfde regelingen werd
onderworpen als voor de Chineezen in het algemeen zijn vastgesteld
en den i sten Januari 1888 werd de in 1884 tijdelijk in
het leven geroepen controleafdeeling Mandor eveneens opge-
heven, nadat een deel van het kongsigebied definitief bij het
Pontijanak’sche rijk was gevoegd.
Sultan Joesoef was eene zeer waardige persoonlijkheid, die
echter naar het schijnt weinig aan de eigenlijke bestuurszaken
deelnam. Hij was een streng geloovige en 00k zeer gesteld
op het nakomen der ritueele voorschriften door zijne onder-
danen. Bij de overige vorsten van Borneo ’s Westkuststond hij
in groot aanzien.
Hij overleed den 1 5 ^ Maart 1895 op 45jarigen leeftijd en
werd opgevolgd door zijn oudsten zoon Sjarif Mohammad, die
den 6den Augustus van dat jaar in zijne nieuwe waardigheid
werd bevestigd.
Deze thans 29jarige vorst brak al dadelijk na zijn optreden
met vele traditien van de min of meer op Arabische wijze in-
gerichte hofhouding. Hij vertoont zieh o.m. bij voorkeur in