
nooten dan wel bij de niet zelden voorkomende echtscheidin-
gen keert de overblijvende, dan wel ieder weder naar zijn eigen
kampoeng terug.
Leviraatshuwelijken komen veel bij de Desa’s voor. Ver-
plichtend zijn deze echter niet en de broeder van den overleden
echtgenoot heeft ook niet de voorkeur. Bij echtscheidingen
volgen in den regel de zeer jonge kinderen de moeder en de
oudere den vader.
Verboden huwelijken zijn: van ouders of stiefouders met
hunne kinderen; van broers (zoogbroers) met hunne zusters
(zoogzusters) en van ooms met broers- of zustersdochters.
Broerskinderen, broers- en zusterskinderen, zoomede broers-
en zusterskleinkinderen mögen echter wel met elkaar in den
echt treden.
Vermeldenswaardig is zeker de zonderlinge huwelijks-adat,
die bij de Sbgblam Dajaks van Tajan aangetroffen wordt, dat
het huwelijk tusschen broers- en zusterskleinkinderen „pan-
tang” is, terwijl broers en zusters na betaling eener kleine
boete met elkaar mögen huwen. Eene vreemdere opvatting
omtrent bloedschande is zeker wel niet denkbaar1).
De bruidschat (boewis) moet bij de Desa’s door den brui-
degom v6or het sluiten van het huwelijk aan de ouders van
zijne aanstaande worden betaald en bedraagt io reaal en
eemge huishoudelijke voorwerpen. Heeft, zooals bijna regel
is, reeds geslachtsgemeenschap plaats gehad, dan wordt slechts
de helft der bruidschat gevorderd. Huwt eene vrouw voor de
tweede maal, dan bedraagt de boewis voor beide gevallen
resp. 5 en 2| reaal. De bruidschat behoeft niet in contanten te
i) Deze adat, als ze ten miuste werkelijk bestaat, zooals mij bepaald verzekerd
werd, kan ook van uit een Dajaksch standpunt hoogst vreemd worden gehoemd,
omdat de Dajaks over ’talgemeen een streng begrip van bloedschande hebben en
te dien opzichte van uit een westersch ständpunt zelfs overdrijven. Het is daarom
misschjen raadzaam vorenstaande mededeeling ander eenig voorbehoud aan te nemen.
worden voldaan, maar dit kan ook in goederen geschieden,
welke dan doorgaans zeer hoog worden getaxeerd, omdat
bijna niemand iets van veel waarde in zijn bezit heeft.
Behoudens de misdrijven, welke volgens het politiek con-
tract door de rechters (magistraat te Tajan) of door de rechtbanken
(landraad te Pontijanak) van het Ned. Ind. Gouvernement
moeten worden berecht, en de politie-overtredingen
en civiele zaken, waarvan de afdoening aan den vorst is over-
gelaten, berust de rechtspraak in alle geschillen tusschen de
Desa’s onderling bij hunne hoofden. Als straf wordt uitsluitend
het boete-stelsel toegepast.
Bij strafbare handelingen, welke als fouten tegen de kampoeng
of de gemeenschap worden aangemerkt, moet de op
de overtreding gestelde boete direct worden afbetaald. Wordt
dit nagelaten, dan komt elke tegenspoed door den gelaideerde
ondervonden, ook als deze of een zijner naaste verwanten binnen
körten tijd sterft, op rekening van den wanbetaler, die
alsdan verplicht is de zoogenaamde „tongkal” te voldoen.
Hierdoor alleen toch is hij nog in Staat het onheil af te weren
dan wel af te koopen, waarmede de booze geesten den door
hem verongelijkte of diens verwanten bedreigen.
Omtrent het rechtsbegrip, dat bij deze adat (atoeran tongkal
of mingkir) voorstaat en dat bij zeer vele Dajaksche stammen
gehuldigd wordt, geven de Dajaks de volgende ophel-
deringa).
Bij elk gepleegd misdrijf wordt de wereldorde verstoord.
Het land wordt panas (heet); de goede geesten nemen ver-
schrikt de vlucht, de booze geesten krijgen vrij spei. In ’t kort
de duivel is losgelaten en deze toont zijn welgevallen in het
gepleegde misdrijf door den beleedigde nog zwaarder te kwel-
len dan reeds door den pleger heeft plaats gehad.
1) Deze belangwekkende mededeelingen ben ik verschuldigd aan den Heer M.
C. Schadee, vroeger controleur van Tajan— M&lijau.