
sehe rijk de eigenaardige regeling dat, in afwijking van de erf-
opvolging in de rechte linie, zooals die in de overisje leen-
staten ter Borneo s Westkust geschiedt, er eigentlijk twee
vorstenfamilien bestaan, waarvan de afstammelingen beurte-
lings met het gezag worden bekleed.
De splitsing van het oorspronkelijk vorstengeslacht in twee
takken, de roemah laoet en de roemah darat, heeft eerst om-
streeks het begin der 18de eeuw plaats gehad bij den dood
van den 7den vorst, Soetan Djamaloedin, die kinderen uit 4
huwelijken naliet. De oudste twee zonen (stiefbroeders, ver-
wekt bij Dajaksche vrouwen), die vermeenden evenveel aan-
spraken op de regeering te kunnen doen gelden, kwamen toen
n.m. overeen, dat het gezag over het rijk beurtelings door een
hunner en na hun dood beurtelings door een hunner afstammelingen
zoude worden gevoerd. De uit het wettig huwelijk
van hunnen vader met eene Sanggau’sche vrouw van vorste-
lijken bloede gesproten zoon, Pangeran Poerba, werd op die
wijze met zijne nakomelingen van het bestuur uitgesloten.
Abang Sembilan Hari werd zoodoende de stamvader van
de roemah laoet en Abang Saka de grondvester van de roemah
darat.
Aan de toen vastgestelde en 00k nu nog bestaande wijze
van erfopvolging is echter in den loop der tijden niet streng
de hand gehouden geworden; van eerstgenoemden tak zijn
toch tot nu toe vier, van den laatsten zijn zes vorsten met het
gezag bekleed geweest. Over het algemeen heeft de roemah
laoet steeds den meesten invloed gehad, zoowel op den alge-
meenen gang van zaken in het rijk als bij de inheemsche be-
volking. Dit blijkt o.a. 00k uit de niet altijd stipte naleving
van het gebruik, dat gedurende het bestuur van een der stam-
huizen, de uit den anderen tak aangewezen opvolger met het
ambt van rijksbestuurder moet worden bekleed en als zoo-
danig een zeker aandeel thans :— van de rijksinkomsten
moet genieten, want 00k de meeste rijksbestuurders zijn van
den tak der roemah laoet geweest.
Van af haar ontstaan tot aan den tegenwoordigen tijd toe
heeft vorenbedoelde vreemde regeling der erfopvolging eene
bron van verwikkeling voor het rijk opgeleverd.Verdeeldheid,
afgunst en kuiperijen tusschen de beide vorstenfamilien waren
en zijn er 00k nu nog de gevolgen van.
Ook het bestuur van den tegenwoordigen vorst (uit de roemah
laoet) kenmerkt zieh evenals dat zijner voorgangers door
de kuiperijen der leden van den tak, die thans niet aan het bewind
is. In 1880 namen de oneenigheden tusschen dein vorst
en den rijksbestuurder zelfs zulk een ernstig karakter aan, dat
laatstgenoemde openlijk in verzet kwam en de wijk naar de
binnenlanden nam. Om de rust te hersteilen, werd in 1884 de
vader van den rijksbestuurder, Hadji Goesti Achmat, die als
de hoofdoorzaak van het verzet kon worden aangemerkt, naar
Poerwakarta verbannen en het Europeesch bestuur slaagde
er eerst in aan alle geschillen een einde te maken, nadat door
eene vaste regeling het aandeel in de rijksinkomsten van elk
der beide vorstenfamilien was bepaald. De rijksbestuurder
keerde toen op zijn post te Sanggau terug en hoewel sedert
dien geene ernstige verwikkelingen meer voorkwamen, is hij
er, naar men zegt, toch in geslaagd zijn invloed zoodanig uit
te breiden, dat hij de macht van den vorst grootendeels in de
schaduw stelt.
Dat die altijd gespannen verhoudingen een verlammenden
invloed op de bestuurszaken uitoefenen, mag vrij natuurlijk
worden genoemd. Vooral thans is dit zeer te betreuren omdat
de tegenwoordige vorst herhaaldelijk blijken heeft gegeven
van een zeer verlichte denkwijze en onder zijn bestuur de poli-
tieke toestand van het rijk ontegenzeggelijk veel verbeterd is.
Zoo werd door hem om het knevelen der Dajaks door de Ma-
leiers tegen te gaan, het wonen van deze laatsten in de Da