
brak op nieuw eene période van groot wanbeheer aan, en de
inheemsche bevolking, die bij dergelijke gelegenheden altijd
het gfelagf betaalt, was als van ouds aan de willekeur en de o o '
kwellingen van de Maleische potentaten overgeleverd. Het
Sintangsche vorstenbestuur voerde weder evenals vroeger een
soort van oppergezag over de kleine staatjes längs de Kapoe-
was, welks vorsteri zelfs aan de grootste vernederingen bloot-
gesteld waren ; het beheerschte oök op nieuw den geheelen
handel met Pontijanak en schrikte evenals v6or onze eerste
vestiging door zijne vele knevelarijen de handelaren af om
längs de Kapoewas handel te drijven ; hongersnood, moord
en doodslag kwamen weder aan de orde.
In 1834 werd nog door den assistent resident van Pontijanak
een flauwe poging gedaan om onzen verloren invloed
längs de Kapoewas, in het belang van den binnenlandschen
handel, te hernieuwen, waartoe hij zieh met een gevolg van,
naar men zegt, 800 personen, w.o. alle invloedrijke Chineesche
en Maleische hoofden van Pontijanak, naar Sintang begaf,
maar zooals te verwachten was, had die grootsche tocht niet
de minste uitwerking en kon men alleen den hoogst treurigen
toestand constateeren, waarin het Sintangsche rijk in de weinige
jaren sedert het opheffen van ons établissement, geraakt
was. De vestiging van James Brooke te Sërawak in 1841,
waardoor het overschot van onzen invloed in het Sintangsche
en längs de Boven-Kapoewas ten ¿eerste bedreigd werd, gaf
eindelijk aanleiding dat in 1843 de aandacht op nieuw op Sintang
gevestigd werd en dat 00k de wederbezetting van die
plaats in ernstige overweging werd genomen. Eerst in ’tlaatst
van 1847 ontving echter de heer Van Lynden, assistent resident
van Pontijanak de opdracht om de vroeger en later met
de vorsten längs de Kapoewas gesloten contracten tevernieu-
wen. De heer Van Lynden begaf zieh hiertoe met een détachement
militairen, onder bevel van den 2den luitenant Boudier,
naar Sintang, waar hij den i9den November 1847 met de re-
geerende vorsten Pangeran Ratoe Idris Kasoema Nögara en
Pangeran Dhpati Mohammad Djamaloedin een contract (het
derde) sloot.
De voorstellen van den heer Van Lynden tot weder bezet-
ting van Sintang vonden bij den toenmaligen gouverneur van
Borneo, Van Weddik, zoomede bij de Indische Regeering en
het Opperbestuur een günstig onthaal en werden reeds in 1849
door den Koning goedgekeurd. De spoedig daarop uitgebro-
ken onlusten in de Chineesche districten waren echter aanleiding
dat eerst in 185 5 de wederbezetting van Sintang tot stand
kwam, nadat inmiddels in 1854 de luitenant-kolonel Andresen,
belast met de leiding der politieke aangelegenheden in West-
Borneo, eene reis längs de Kapoewas had gemaakt, ten einde
de noodige regelingen te kunnen treffen. Na zijn terugkeer te
Pontijanak plaatste hij voorloopig den ambtenaarVonGaffron
te Sintang; die zending had tot strekking om het bewijs te
leveren, dat men zieh de zaken längs de Kapoewas weder aan-
trok, vöorts om met de verhoudingen beter bekend te geräken
en vooral om tijd te winnen totdat de Regeering omtrent de
verder te volgen gedragslijn eene beslissing zoude hebben
genomen.
Von Gaffron, die gedurende 9 maanden alleen te Sintang
vertoefde, werd aldaar aanvankelijk als de voorlooper van
onze a. s. vestiging beschouwd, waarmede de vorsten en bevolking
van de kleinere staten längs de Kapoewas over ’t al-
gemeen wel ingenomen waren ; de Sintangsche vorst en zijne
rijksgrooten meenden echter, en niet ten onrechte, in de her-
leving van onze belangstelling in de Kapoewas-aangelegen-
heden eene directe bedreiging van hunnen invloed te zien en
werkten dan 00k al zeer spoedig Von Gaffron zooveel mogelijk
tegen, toen zij ontwaarden, dat onze voorgenomen vestiging
wat lang bij dien eenen ambtenaar bleef.