kelijk bergland nabij de Sörawaksche grens, dat onder den
naam van Songkongstreek wordt aangeduid.
Welk ethnographisch verband er tusschen de talrijke stammen
bestaat, die thans het grondgebied van Sanggau bewo-
nen, is geheel onbekend. Wel weten de Dajaks dienaangaande
het een en ander mede te deelen, maar hunne verhalen zijn
over ’t algemeen zoo verward,dat ze weinig opheldering geven.
Wij zullen ons dan ook tot eene bloote opsomming van de
namen en de woonplaatsen der stammen bepalen en verwijzen
hiertoe naar onderstaande opgave.
Volgens het legendarisch verhaal van het ontstaan van het
Sanggau’sche rijk moet de stichter Babai Tjinga, die, zooals
wij hiervoren zagen, met de van Soekadana af komstige Dara
Nanti in het huwelijk trad, tot den vroeger zeer mächtigen
stam der Riboen’s hebben behoord, welke nu nog hetmidden-
stroomgebied der Sökajam bewoont. Door Babai Tjinga’s in-
vloed sloten de Riboen’s eene soort handelsovereenkomst met
de bewoners der nieuw gestichte negöri, welke overeenkomst
als de eerste aangehaald wordt, die door Sanggau Dajaks met
de Maleische bestuurders van dat rijk moet zijn aangegaan.
De Riboen’s, die hunne vestigingen geleidelijk tot in het
gebied der S. Söngarit, een affluent der Tajan hadden uitge-
breid, troffen daar wel vele Dajaksche stammen, maargeen
algemeen vorst aan. Zij vroegen daarom aan den beheerscher
van Sanggau hun een hoofd te geven, die de monding der Tajan
zoude kunnen bewaken. Sanggau bestemde hiertoe een
zekeren Raden Prijoek van Mölijau, die op die wijze de eerste
vorst van het Tajansche rijk werd1).
De gedeeltelijke afhankelijkheid der Riboen’s aan Sanggau
bleef echter voorloopig bestaan, want eerst tijdens het bewind
i ) Dit verhaal van Sanggau’sche zijde steint volstrekt niet overeen met dat, hetwelk
in Tajan omtrent de stichting van dat rijk bestaat. Bij Tajan zal hierop worden
teruggekomen.
Namen
VESTIGINGEN.
A antal op
1 Ja n u a r i1901.
DER
Stammen.
Kampoeng’s
Pintoe’s
Zielen
Kamboeng Ten zuiden der Kapoewas. 2 38 245
Manah Ten zuiden der Kapoewas. 2 37 249
Lintang Batang
Ten zuiden der Kapoewas.
I 16 138
Séloemban
In het gebied der Entakai, rechter afflu-
Koejak
ent van de Kapoewas.
In het benedenstroomgebied der M8ng-
8 139 I 2 1 2
Bindang
kijang.
In het benedenstroomgebied der Meng-
2 18 137
Djérépit
kijang.
In het oostelijk deel van het benedenstroomgebied
der MSngkijang en längs
1 22 203
Ménjoengka
den bovenloop der S. Kedoekoel.
In het gebied der Engkatat, linker afflu-
12 167 1254
Djangkang
ent van de MSngkijang.
In het westelijk deel van het boven-
stroomgebied der MSngkijang, stroom-
2 18 135
Engkaroeng
opwaarts van Balai S&boet.
In het oostelijk deel van het bovenstroom-
9 128 814
MSroendjau
gebied der MSngkijang.
In het benedenstroomgebied der K&doe-
12 122 I0I5
Engkodih
koel.
Längs de S. Engkodih, linker zijtak van
6 97 603
Koepoh
de S. KSdoekoel.
Längs de S. Entakai, rechter affluent van
1 29 208
Toekang
de Kapoewas.
In het heuvelterrein ten westen van de
1 8 133
Dosan
hoofdplaats Sanggau.
In het gebied der MSndo, rechter affluent
van de SSkajam en in dat der En-
6 71 536
Riboen
sabai, linker zijtak van de Tajanrivier.
Längs de Sengarit, affluent der S. Tajan
en in het gebied der S. Riboen.
In het gebied der Majau, rechter zijtak
14 124 1042
Majau
11 142 865
Engkoepa
van de SSkajam.
In het gebied der SSdoewa, linker affluent
5 65 609
van de SSkajam. 4 39 557
SSlajang Nabij de grens met Tajan. 4 44 388
Tingin
Nabij de grens met Tajan.
17 144
Soemdarak
In het gebied der S. Boenti, linker afflu2
Moewara Kémbajan
ent der S&kajam.
Längs de Midden-SSkajam; in het gebied
der S. Ibai en in dat der MSroewai
12 149 1177
Aweh Témbawang
(rechter affluenten van de SSkajam).
Längs de Beneden-K&mbajan en hare zij-
12 176 1287
(KSmbajan-Daj aks)
Galih
takken.
In het gebied der BSdoewai, rechter zij20
337 2046
Pos
tak van de SSkajam.
Aan den rechter SSkajamoever nabij Balai
7 109
00
Karangan en längs de S. Pos. 3 64 510
Sisang Nabij Balai Karangan en längs de S.Entabai. 4 46 284
Totaal . . . 163 2222 16565