
1
II
inlandsche besturen aanleiding gegeven ; later heeft men die
strook niet bestendigd en, voor zooverre mij bekend, zijn nu
sedert jaren geene grensgeschillen meer voorgekomen.
De noordelijke grens van Sanggau met Sörawak wordt door
de waterscheiding van het Kapoewasgebied gevormd. Bij den
reeds vroeger genoemden top Batoe Balai aan het Köling-
kanggebergte aansluitende, strekt die grensketen zieh aan-
vankelijk in westelijke richting tot aan den G. SSngampoeh
uit en daarna in algemeen noordwestelijke richting tot aan den
1033 m. hoogen grenstop Shraoeng, waar de grenzen van
Sang;gau en Sambas aan de Sörawaksche gfrens samenkomen. 00 o
Openkapping van die grenslijn heeft alleen in zooverre plaats
gehad als voor eene zoo nauwkeurig mogelijke kaarteering
dringend noodig was.
De zuidelijke grens van Sökadau met Matan en Sömpang
wordt door de zuidelijke waterscheiding van het Kapoewasgebied
gevormd. Van den reeds meermalen genoemden G.
BSrangin, waar de grenzen van Sintang en Säkadau op die
hoofdketen samenkomen, zijn de voornaamste toppen van het
grensgebergte tusschen Shkadau en Matan: de Naning
(125°), Tjölap (1077), Empagoes (913), Toenggal (245),
Biwa (13 21) en de Poetih (606), waar de S. Laoer, een
rechter affluent der tot het landschap Matan behoorende
Pawan-rivier hären oorsprong vindt en de grenzen van Matan
en Shmpang op de zuidelijke waterscheiding van het Kapoewasgebied
aansluiten. Verderwestwaartsverrijzen uit de grensketen
tusschen Shkadau en Sömpang de toppen Mörambang
(237), Rake (606), Dangkoel (831), Kätoeboeng (732) en de
R-aj a (934), bij welken laatsten de grenzen van Sömpang en
Tajan-Melijau op de Sfekadau’sche grens samenkomen.
Eene aefinitieve grensregeling tusschen Sökadau en de zuidelijke
landschappen heeft niet plaats gehad; algemeen wordt
echter vorenbedoelde hoofdketen als ögf rens aangofemerkt.