
zij Staat daarna als Poengoer BSsar bekend en mondt ten zui-
den van Soengai Kakap in de Chineesche zee uit door een
5tal gedeeltelijk verzande mondingen, welke weder een kleine
maar zeer typische delta vormende, de eilanden Tandjoeng
Saleh, Njamoek, Karoenija en Laoet omsluiten. Bedoelde
hoofdgeul maakt van af het eerste vertakkingspunt tot aan
zee de grens tusschen de landschappen Pontijanak en Koeboe
uit, die grootendeels tot het delta-gebied der Kapoewas be-
hooren.
De oostelijkste delta-arm wordt gevormd door de in alge-
meen zuidelijke richting naar zee stroomende S. Mbndawak;
van af de monding van haar rechter zijtak Djfenoe verkrijgt
deze geul den naam van S. Lida, dien zij behoudt tot aan den
noordoostelijken hoek van het eiland Maja. Door 2 breede,
maar weinig diepe zeemondingen, bekend onder de namen
van Sblat Maja of Koembang en Tblok Noeri, die het tot het
landschap Sömpang behoorend eiland Maja resp. aan de oost
en noordzijde omsluiten, ontlast deze voorname deltatak zieh
in zee. Hij maakt de grens uit tusschen het landschap Koeboe
achtereenvolgend met Tajan— Mblijau en Sömpang.
Laatstgenoemd rijkje kan alleen voor een zeer klein deel
tot het Kapoewasgebied gerekend worden te behooren, n.m.
voor wat betreft het gebied der in de Möndawak uitwaterende
S. Labai, de grensrivier tusschen Mblijau en Sfempang, die wij
reeds vroeger bespraken, dat der S. Koewalan en van eenige
andere onbeduidende linker affluenten der Möndawak, die als
de afwatering van het drassige kustland van Sbmpang kunnen
worden aangemerkt.
De vorengenoemde S. Djönoevormt een der voor stoom-
schepen meest geschikte waterwegen van het deltagebied. Zij
heeft hare monding in de prächtige PadangTikar-baai, waarin
zieh 00k een deel van het water der Poengoer ontlast door de
eveneens voor stoomschepen goed bruikbare S. Koeboe. Deze