
gemerkt, worden vertegenwoordigd door Arabieren, Klinga-
ieezen en voornamelijk door Chineezen.
De Arabieren, die in de overige rijken van Borneo’s West-
ust slechts in kleinen getale worden aangetroffen, nemen te
ontijanak en 00k te Koeboe eene eigenaardige positie in,
omdat deze landschappen hun ontstaan te danken hebbenaan
Arabische nederzettingen, waarvan de stichters zieh als vor-
sten hebben opgeworpen1).
De gedachten Alkadri,waarvan de Pontijanak'schevorsten
afstammen en Alaidroes, dat in Koeboe het bewind voert behooren
derhalve tot den adel des lands, waartoe de snltan’van
Pontijanak 00k nog rekent te behooren tal van andere geslach-
ten, wier leden zieh in meerdere of mindere mate aan het vor-
stenhuis geparenteerd achten, als Alsegaf, Alhindoean Al-
motahar, Albaboed, Alhabassi, Alhadad, Alsjahab, Alber-
kebah, Aljaghia, Albahasin, Alkaf, Almadheli. De totdever-
schillende adelijke geslachten behoorende Arabieren voeren
het predikaat van sjarif2) of said.
Uit een staatkundig oogpunt kunnen deze Arabieren niet
111 alle opzichten aan de beperkende voorwaarden van vesti-
ging voor vreemde oosterlingen vastgesteld, onderworpen
worden en beschouwt men ze dan 00k feitelijk als tot de in-
heemsche bevolking te behooren. In de volkstaal duidt men
hen gemeenlijk onder den naam van paranakan a an , ter
onderscheiding van de orang totok (nieuwelingen), die als
vreemde oosterlingen worden aangemerkt.
Het zielental der Arabieren bedraagt tegenwoordig in Pon-
tijanak 625, waarvan 314 (94 m., m vr. en 109 k.) ter hoofd-
J g g l Resumi van het onderzoek naar de rechten, welke ln de W.Afd. door den
Inländer op de onbebouwde gronden worden uitgeoefend.
2) Zooais bekend zijn alleen de nakomelingen van Hassan, kleinzoon van Mo-
hammed, bevoegd tot het voeren van den titel van sjarif, maar evenals elders in
Nederlandsch Indie, neemt men het ook in Pontijanak zoo nauw niet met het voeren
van dien titel, evenmin als met dien van said (sajjid).
plaats verblijf houden, 301 (116 m., 75 vr. en 110 k.) inSoen-
gai Kakap en 10 te Pöniti.
De niet tot de inheemsche bevolking behoorende Arabieren
hebben te Pontijanak eene afzonderlijke wijk en een eigen
hoofd met den titel van kapala kampoeng; het algemeen hoofd
der Arabieren is zooals wij reeds mededeelden lid van het
vorstenbestuur.
De Arabieren vinden hun bestaan in de klapperteelt en den
coprahhandel, anderdeels in den kleinhandel en zijn over ’t algemeen
welvarend. Bij het vorstengeslacht en niet minder bij
de bevolking staan zij natuurlijk in hoog aanzien, wat zeker
niet weinig tot hunne welgesteldheid bijdraagt.
De Klingaleezen, meer bekend onder den naam van oraneo
Kling of tainbi, zijn afkomstig van de kust van Coromandel
en Malabar en worden slechts tot een aantal van 187 zielen
te Pontijanak aangetroffen. Zij vormen als ’t wäre eene geheel
afzonderlijke kolonie, die echter voortdurend in oneenigheid
leeft. Zij zijn uitsluitend handelaren in katoentjes, maar daar
zij herhaaldelijk failleeren, hebben zij in den handel eene zeer
siechte reputatie. Nadat in 1887 Pa Kersa, die den titel van
kapitein tambi voerde overleden was, is men er niet in kunnen
slagen onder de tambi’s iemand te vinden, die voldoende waar-
borgen van betrouwbaarheid opleverde om hem tot hoofd te
benoemen en behelpt men zieh sedert dien met een plaatsver-
vangend hoofd.
De Chineezen maken zulk een voornaam element der Pon-
tijanak’sche bevolking uit en zij beheerschen zoo zeer den
economischen toestand niet alleen van het landschap maar
zelfs van het geheele gewest, dat het zeker gewenscht mag
heeten aangaande hen eenigszins uitvoerig te zijn*).
1) De statistische gegevens betreffende de Chineezen van Pontijanak zijn wij
verschuldigd aan den Heer E. F . Thijssen^ ambtenaar voor de Chineesche zaken
ter Westerafdeeling van Borneo.