Ons punt van uitgang is Hilversum. Naarden, de oude
hoofdstad, heeft voor wandelaars bijzonder weinig aantrekkelijks.
Als vesting heeft het goede diensten gedaan. Als toevlugtsoord
voor de landbevolking in onrustige tijden, was de sterke plaats
meermalen van hoog belang. De fortificatien, waaraan nog altijd
goed de hand gehouden wordt, verdienen de aandacht van krijgs-
kundigen, en de Hervormde kerk, uit het eind der 1 4 le eeuw,
behoort onder de merkwaardige gebouwen van dien aard. Een
en ander kan ons echter niet bewegen, om in de doodsche, regte
straten en tusschen de hooge aarden wallen der vesting ons
hoofdkwartier te kiezen. Meer trekt ons het vrolijke hoofddorp
van Gooiland aan, dat aan alle zijden gelegenheid tot wandel-
togten aanbiedt en door zijne ligging onmiddellijk aan den spoor-
weg ook grooter uitstapjes gemakkelijk maakt. Hier was de om-
tre k , blijkens de vuurhaarden, de steengevaarten en de grafheu-
vels, reeds sinds overoude tijden bewoond, en onder de Gooische
dorpen was Hilversum het grootste en het rijkste. Zoo was ’t
althans reeds in de eerste helft der 16de eeuw, toen het, zoowelf
in de brandschatting door Karel van Gelder als in den om-
slag voor de belasting, verreweg het hoogst • werd aangeslagen,
en zoo bleef het, deels door eene niet onbelangrijke Industrie,
die er zieh vestigde, deels door de aanzienlijke Amsterdamsche
familien, die tusschen Hilversum en het aan de veenen ontwoe-
kerde ’s Graveland hunne buitenplaatsen aanlegden. Zoo werd
het allengs meer: want waar menschen zijn, komen menschen
bij. Een bloeijende plaats neemt toe in welvaart en aantrekke-
lijkheid, en terwijl de overige Gooische dorpen, met uitzondering
van Bussum, bleven stilstaan of achteruit gingen, is Hilversum
hen allen verre boven het hoofd gegroeid. In zielental en uitge-
breidheid doet het voor menig kleine stad niet onder; in aanzien
gaat het velen belangrijk' te boven. Het heeft een groot aantal
straten en Stegen, waarom de vreemdeling best een’ plattegrond
der plaats kan gebruiken, om er den weg te vinden. Het be-
zit eene Hervormde, een R. Catholieke, een oud-Roomsche,
een Chr. Afgescheidene en een Doopsgezinde k e rk , benevens een
Israelitische Synagoge,, een fraai gemeentehuis en goede school-
gebouwen, een postkantoor en een telegraafbureau, een gasfabriek,
een aantal hotels, koffij- en bierhuizen, — zelfs eene P o r t va n
O love , stalhoudcrs en talrijke winkels, waaronder er zijn
van een zeer goed voorkomen, met spiegelruiten in de pui.
Het heeft een menigte welvarende woonhuizen, tal van optrekjes
en villa’s , niet" weinig deftige en aanzienlijke buitenverblijven.
Het heeft een groot stationsgebouw in zijn onmiddellijke nabij-
heid. Het heeft, in een woord, alles, wat in een kleine stad
kan worden verlangd en veel bovendien, wat in menig groote
gemist wordt.
Nagenoeg midden door het dorp loopt een breede s tra a t,
met kastanjes en iepen beplant, die den onwelluidenden naam
van d e G r o e s t draagt. Andere, niet zoo breede, maar toch
altijd nog ruime straten, zijn de B u s s um m e r s t r a a t , het
’s G r a v e l a n d s c h e e i n d en h e t Ve e n e i nd. Het middelpuut
‘van het dorp is d e B r i n k , waar de Hervormde kerk en het
gemeentehuis onder de boomen liggen en het oudste en meest
bekende h o te l, met de statige linden op zijn veelbezocht voor-
plein. Van een’ tijd, toen Hilversum nog minder groot was
en midden in zijn h'out lag, getuigen namen als h e t No o r d -
s c h e b o s c h , h e t R u i t e r s b o s c h j e , R o o z e n d a a l , de La an-
st e e g en dergelijken, thans stra ten , of met huizen digt be-
bouwde buurten.
Men zal overigens in het dorp zelf het moderne alom zien
heerschen, terwijl het betrekkelijk o ude, door enkele schüren,
fabrieksgebouwen en arbeiderswoningen vertegenwoordigd, meer
een vervallen en verwaarloosd, dan wel een eerwaardig voorkomen
vertoont. Twee feile branden, in 1674 en in 1766, vermeiden
veel van hetgeen Stichtenaar en Gelderschman, Croäat en Fransch-
man mogten hebben overgelaten. Geen wonder, dat er niet veel
oude huizen meer sta an ! Ook het gemeentehuis is na den brand
van 1766 gebouwd, even als het inwendige der Hervormde kerk
in zijn’ tegenwoordigen Staat is gebragt na dien grooten ram p ,
waarbij alleen de buitenmuren gespaard bleven. De destijds ver