van huysen , sterck van gelegentheydt, vesten en d e, inneren” en
op de afbeelding der stad prijken dertig torens aan haar’ wal.
Thans zou Roermond niet meer de grootste der Geldersche
steden zijn, als zij nog tot Gelderland behoorde. De drie zuster-
steden zijn haar allen boven het hoofd gewassen, wat het cijfer
der bevolking betreft. Arnhem en Nijmegen lieten haar zelfs zeer
verre achter zieh. Toch is Roermond betrekkelijk nog een groote
stad, want haar pleinen en straten zijn ruim, niet weinigen van
haar huizen zijn b reed , velen hebben tuinen en onder die tui-
nen zijn er van aanmerkelijke uitgestrektheid. Dat gij in eene
voormalige Geldersche stad zijt, wordt n misschien alleen door
de graftombe in de Munsterkerk en door de archiefkamers herin-
nerd. Op straat en in huis gevoelt gij u als over de Nederlandsche
grenzen verplaatst. Trouwens, Roermond behoort sints lang niet
meer tot Gelderland en nog niet vele jaren tot Nederland. De
loop der omstandigheden was sterker dan de beloften van graven
en hertogen, dat zij de vier kwartieren van hun gebied nooit
zouden scheiden, en dan de verbonden der burgers hunner vier
hoofdsteden, dat zij altijd met elkander vereenigd zouden zijn.
Na herhaaldelijk in den taohtigjarigen oorlog van meester ver-
wisseld te zijn, werd Roermond in 1637 door de Spanjaarden
voor goed genomen, en bij den vrede van Munster bleef de stad
aan den koning van Spanje. Later kwam zij onder Oostenrijk,
welks keizers ook den titel van h e r t o g va n G e l d e r voerden,
en van Spaansch- en Oostenrijksch Opper-Gelder bleef zij de hoofd-
plaats. Op ’t eind der vorige eeuw werd zij Eransch. Van 1814
tot 1830 maakte zij deel uit van het koningrijk Holland. De de-
.sertie van haar bezetting, van welke alleen een majoor en een offi-
cie r, benevens twee man, aan het vaandel getrouw bleven, bragt
haar zonder slag of stoot aan de Belgische zijde. In 1839 werd
zij aan koning Willem teruggegeven. En tot 1866 behoorde zij
tot het h e r t o g d om L im b u r g en als zoodanig tot den Duitsehen
Bond. Geen wonder, dat zoowel het uitwendig voorkomen
der stad als het eigenaardig karakter harer bevolking volstrekt
geen zuiver Nederlandsche type vertoont. Ook de veelvuldige fami-
liebetrekkingen met Duitsche en Belgische geslachten dragen het
hare er toe b ij, om Roermonds ingezetenen in voortdurende
aanraking te brengen met zeer onderscheidene nationaliteiten. Het
,,Ncerlands bloed” in hunne aderen is niet gansch ,/van vreemde
smetten vrij” . Het stroomt er welligt met meer levendigheid
dan in de Noordelijke gewesten. Toch is de bevolking over ’t al-
gemeen niet Belgisch en nog minder Pruisisch gezind.
Roermond dankt zijn opkomst aan het klooster, dat grooten-
deels is verdwenen, maar waarvan de kerk nog steeds in vollen
luister praalt. ’t Is dus billijk, dat wij aan de M a r i a -M u n s
t e r de eere geven, die haar töekomt, en ons eerste bezoek aan
haar brengen. Zij trekt ook terstond de aandacht, wanneer wij
het stationsgebouw naderen. Haar ranke torens, haar sierlijke
koepel, de eigenaardige .stijl van haar koor, de heldere kleur
van haar’ bouwsteen, maken haar reeds van verre tot eene niet
alledaagsche verschijning, en de belangstelling vermindert n ie t,
wanneer wij den körten afstand hebben afgelegd, die haar scheidt
van het station. Inderdaad hebben wij hier een der merkwaar-
digste bouwwerken van ons vaderland voor ons, een meesterstuk,
dat ook verre buiten de grenzen van Nederland in hooge mate
de bewondering van deskundigen heeft opgewekt. J am e s We a l e
van Brugge, R e i c h e n s p e r g e r van Keulen, E r a n s Bo c k
van Aken, V i o l l e t - L e - D u c van Parijs, roemden in vereeni-
ging met andere Fransche en Belgische, Engelsche en Italiaansche
kunstkenners om strijd de schoone kerk als een der fraaiste
typen van den Romaansch-Byzantijnschen stijl der Rijnoevers in
het tijdperk van overgang. En ook w ij, leeken in het v ak , die
vooral oordeelen naar den in d ru k , dien een gebouw op ons m a ak t,
ook wij worden getroffen door de majesteit en de liefelijkheid,