meer zonderling is de in d ru k , wanneer wij aldus aan de bewoonde
wereld en zelfs aan „dames” herinnerd worden, waar alles had
medegewerkt om ons te verplaatsen in langverloopen eeuwen, toen
’t er, met geringe wijzigingen, in dit Putter bosch uitzag als heden
ten dage, en ons te doen vergeten, dat e r , buiten o n s, nog
menschen op aarde wonen! Trouwens, ook hier is ’t niet minder
eenzaam dan elders in het bosch, en wij zouden ons bijnakunnen
voorstellen, dat onzigtbare geesten dien grond hebben bewerkt,
want van arbeiders zien wij geen spoor. Tot het Putterbosch
behoört dit gedeelte niet meer. ’t Is een bijzonder eigendom van
eenige personen, voor weinig jaren aangekocht, en draagt den
naam van N i e u w - G r a v e n b r o e k .
De lanen liggen achter ons. Weer gaat het den zandweg
längs, van alle kanten door stammen en struiken omringd. Niet
lang meer evenwel. Wij naderen den grens van het bosch. Voor
ons zien wij reeds den hemel boven de heide zieh welven aan
het eiude van ons pad. Längs den zoom van het woud komt
een breed, indrukwekkend spoor. Nog een klein denneboschje
ligt aan den overkant .en onder het gewelf der takken opent zieh
daar ginds, ter linkerhand, in de verte, ’t verrassend uitzigt op
een’ kerktoren met scherpe spits. Dat is de grijze toren van
het overoude E rm e l o , als I rm i n l o in d eg iftv an F o l c k e r u s
genoemd, en voor een heilige plaats gehouden, waar I r m in
werd vereerd. Voor ons golft de hooge heide. Hier zijn wij nog
niet op het hoogste punt , en al treft ons de ruimte, nu wij uit
het bosch komen, wij haasten ons naar de piek, waar wij nog
veel meer moeten kunnen overzien. Dat leidt ons voor ’t oogen-
blik wel van den w eg , want de zandweg regts leidt naar D r i e ,
en wij gaan regt u it, de heide op. Maar wij willen niet beproe-
v en , in hoe weinig tijd wij ons doel bereiken kunnen. Wij wenschen
nu eens geen’ haast te hebben. Hoe heerlijk is het h ie r, waar
het oog vrij over een ontzagwekkende ruimte. g a a t! Wat pleg-
tige grootheid heeft het heideveld. Hoe ernstig schoon liggen
daar voor ons de zacht glooijende heuvels. Met wat purperen
weerglans gloeit het donker b ru in , dat allengs in violet overgaat
en aan den horizon als fijn en teeder blaauw zieh tegen den
hemel afteekent. Hoe krachtig van kleur zijn de bosschen van
L e u v e n um en S t a v e r d e n , daar voor ons in het dal. Ginds
straalt een lichtgloed, bij den verren, schemerenden toren van
Harderwijk. ’t Is de zee, die in de zomerzon blinkt. Achter ons
sluit de lange lijn van het bosch de heide, en boven de toppen
rijst de torenspits van E rme l o . Hier en daar zijn enkele boom-
groepen over de heide verspreid, kleine buurschappen of een-
zame boschjes. Zandwegen en voetpaden slingeren her- en der-
waarts. En niet ver van ons verheft zieh een groote grafterp,
nog ongeschonden als op den dag, toen voor meer dan duizend
jaren de liefde der achterblijvenden dien heuvel boven de asch
der dooden opwierp. Welk een majesteit in de grootsche lijn en ,
in de sobere en toch zoo rijke tin te n ! Hoe aangrijpend is dit
heidelandschap! Hoe magtig boeit het oog en hart door zijn een-
voudige , verhevene schoonheid!
Met moeite rukken wij ons los, om te midden van het
digte bosch daar ginds de buurschap Dr i e te gaan zoeken. Hou-
den wij den zandweg längs den zoom van het hout, dan zijn
wij er in een klein half u u r, mits wij opletten, om het niet
voorbij te loopen, want zijn viertal huizen ligt onder de eiken
als verscholen en wanneer wij het breede zandspoor tusschen hooge
wallen inslaan, is het meer, omdat de bebouwde esch ons de na-
bijheid van menschelijke woningen aanduidt, dan omdat wij die
woningen zelven reeds zien. ’t Duurt zelfs nog eenigen tijd , eer
wij de eerste in ’t gezigt krijgen. Eindelijk, j a , daar ligt z ij:
een fraaije hoeve met een tuintje er naast en een schuur er tegen-
over. Hier zijn ook weer menschen. De hoog geladen wagen
staat voor de schuur en de rogge wordt door de arbeiders op-
gestoken op den zolder. De f/boschwachter” , om wien ’t ons te
doen is, woont hier echter nog niet. Zijn huis staat een weinig
verder bij het kruispunt der wegen, aan een schoone laan van
IV. 20