anderen, als zijn omtrek eenige overeenkomst heeft met de Gooi-
sche natuur. Zoo onregelmatig elders de huizen als neergeregend,
neergegooid, zijn, (heeft men, vermoedelijk wel niet in ernst!
niet beweerd, dat het Gooiland aan die eigenaardigheid zijn’ naam
had te danken?) zoo ordelijk en regelmatig is hier alles aan-
gelegd. In Hilversum herkent g ij, ondanks nieuwe rooilijnen en
bouwverordeningen, nog de oude woonstede der Germanen, van
wie Tacitus zegt, dat zij hun huizen bouwden zonder orde,
ieder op eigen terrein, van de buren afgezonderd. ’s Graveland
is een geheel kunstmatige schepping. Tot in het jaar 1625 was
hier niet veel anders te vinden dan nitgeveende plassen en moeras-
sige rietlanden en ruwe heidevelden, een domein der grafelijkheid.
Don Emmanuel van Portugal had in 1619 eene uitgestrektheid
gronds tusschen Hilversum en Maartensdijk van de Staten van
Holland verzocht. Drossaart Hooft had tegen geadviseerd, op
grond van de regten en van de behoefte der Gooijers om al-
daar plaggen te steken, en van hun’ tegenstand groote bezwaren
voorspeld. ’t Belette niet, dat hij zelf, met Burgemeester Pauw,
bij monde van Mr. Jan In g e l, voor een vennootschap octrooi tot
ontginning der streek, die tegenwoordig ’s Graveland h e e t, liet
vragen. Hier hadden de Gooijers dezelfde regten en de moeije-
lijkheden bleven niet uit. Vooral die van Hilversum waren vij-
andig, zij verstoorden het werk en schoten op de gravers. Wel
zonden de Staten een paar compagnien Soldaten; maar eerst toen
aan de naburige plaatsen billijke vergoeding was toegestaan, kon
in 1634 tot de verkaveling der gronden worden overgegaan. De
westzijde van den weg was voor burgerhuizen bestemd en spoe-
dig stond een lange rij er längs geschaard. De oostzijde bleef
voor de buitenplaatsen voorbehouden, en het duurde niet lang,
of er werden lusthoven aangelegd en heerenhuizen gebouwd.
Cornelis Tromp stichtte er zijn T r o i n p e n b u r g en zijn echt-
genoote de baronnesse van R a a p h o r s t bezat er S p i e g e l r u s t ,
’s Graveland werd in weinig jaren van onland tot een bloeijend
en aanzienlijk dorp. Maar de kwade dagen bleven niet uit. De
laatste September van ’t jaar 1672 was een dag van verschrikking.
De maarschalk Luxembourg bezocht met zijn Pransche
troepen het Gooi, en dat bezoek was een bezoeking. ’s Graveland
werd deerlijk geplunderd. Met name T r o m p e n b u r g , waar hij
zijn nachtkwartier had gehouden, en S p i e g e l r u s t werdenjam-
merlijk verwoest. De kerk , voor neg geen twintig jaren inge-
wijd, werd in de asch gelegd, al de pas verworven welvaart ge-
knalct, de.hoop voor de toekomst vernietigd. Maar ’s Graveland
was toch niet ondergegaan. ’t Werd weer vrede en de energie her-
stelde .wat bedorven was. De aanzienlijken keerden te ru g , het
dorp herrees in grooter luister.
Op de puinhoopen zijner verbrande huizinge stichtte Tromp
een nieuw en heerlijk T r o m p e n b u r g , en bleef er in de eerste
ja ren , toen hij weer uitzeiid'e. met de vloot, voor de genoegens
van het buitenleven weinig tijd over, na zijn’ roemrijken togt
naar Zweden mögt hij het overschot van zijn leven, met eer en
goud overladen, er in rüste doorbrengen.
’t Is billijk, dat ons eerste bezoek te ’s Graveland de nog
welbewaarde stichting van den wakkeren zeeheld geldt! .
Aan de vaart gekomen, wenden wij ons links. S p i e g e l -
r u s t , dat längs de Leeuwenlaan en längs den weg aan de vaart
zieh uitstrekte, zocken wij vergeefs. Wel Staat het ouderwetsche
huis S t a dwi j k , op den hoek der laan, welligt op het voormalige
terrein van S p i e g e l r u s t , maar het huis dier lustplaats lag
tegenover dat van H i l v e r b e e k , waar wij nu weiland vonden.
S c h o o n o o r d , met de fraaije laan tegenover het huis, dat aan
de regterzijde van den weg lig t, grenst aan den schaduwrijken
hof van S t ad w ij k . Dan volgt het kerkje der Christelijk Afge-
scheidene gemeente en daarnevens het min of meer verwaarloosde
en verwilderde G r o e n l u s t , met eenige overblijfsels van vroege-
ren luister in zijn’ met vier pilaren versierden koepel. En nu
komt het huis van Trompenburg van achter het houtgewas te
voorschijn, met zijn hooge koepelzaal oprijzend uit een’ ruimen
vijver. Het gebouw maakt een’ eigenaardigen indruk. ’t Bestaat
uit een vierkant h u is , van eene verdieping boven de kelders,
gedekt door een zwaar dak met vier schoorsteenen en een p la t,