Haarlem aan ’t Station hebt gij een eigenaardig'e verzameling personen
en goederen kunnen opmerken, — goederen vooral, wier be-
stemming u van zelf reeds duidelijk zou zijn, al droegen zij niet
in groote letters den naam der stoomboot, die heden in zee zal
gaan. Sterke kisten, koffers met ijzeren banden en platte deksels,
juist op de maat van hoogte en breedte, om in d e 'h u t geborgen
te kunnen worden onder de kooi, luijerstoelen van den terug-
keerenden oudgast, ■—- geel gebrande gezigten, vrouwen met
Indische type, bruine baboe’s , gij behoeft hun plaatskaartje niet
te z ien , om te weten waar zij heen g a a n ! Aan ’t Station in den
Helder heerscht een buitengewqne levendigheid. Al de kranke
vigelantes, al de magere paarden zijn heden in dienst. Vóor ’t
gebouw staan zij geschaard, en als zij zijn volgeladen met dames
en kinderen en pakjes, dan draven zij weg. De talrijke bagage
wordt op wagens en karren gepakt, niet zonder ’t noodige oí
onnoodige geschreeuw en gekijf, en de karren vojgen de rijtuigen.
Wij hebben geen haast en kunnen op ons gemak naar boord
wandelen, ’t Ontgaat ons n iet, dat op ’t stationsplein een afdee-
ling infanterie staat geschaard. Zij kon daar vooreerst nog wel
gemist worden, maar over een u u r zal zij haar taak hebben te
vervullen. Dan komt het detachement suppletie-troepen, voor het
Indische leger bestemd. Men is er niet gansch gerust o p , dat niet
deze of gene der aangeworven manschappen nog in de laatste
oogenblikken zal trachten te deserteren, en de Heldersche infanterie
zal de kolonialen hebben te bewaken op hun’ weg naar de
bo o t, gelijk de tamme olifanten hun wilde natuurgenooten op-
brengen. Hetzelfde vermoeden omtrent de onuitroeibare zucht der
Indische militairen om weg te loopen , geeft aanleiding tot de zon-
derlinge route van Harderwijk naar den H eld e r, die over den Haag
loopt. ’t Is minder het doel, om aan öfficieren en manschappen
voor het laatst nog eens het spoorgenot te verschaffen, noch om
aan de vreemdelingen de hofstad nog eens te laten zien, dan w el,
omdat bij de residentie de eenigé plaats is, waar de wagens van
de rails van het Rijnspoor op die van den Hollandschen spoorweg
kunnen overgaan en de troepen dus in de rijtuigen kunnen blijven.
Zij zouden anders aan alle verzoekingen der hoofdstad zijn bloot-
gesteld.
’t Is ons vooreerst niet om een’ blik op den Helder te doen ,
en wij kiezen derhalve den naasten weg naar de haven, het
spoorwegboschje door, door de K e i z e r s t r a a t , die niets kei-
zerlijks heeft, längs een gedeelte van het H e l d e r s c h e ka-
n a a l , waar wij aan den overkant de gebouwen en daken van
het Marine-etablissement Wi l l e m s o o r d en de schepen in de
Ma r i t i em e b i n n e n h a v e n , tusschen en boven läge huizen
ontwaren, over de N i e uw e b r u g , van waar wij links de oor-
logsbodems, regts de koopvaarders in hunne respectieve bimien-
havens zien liggen, längs de rij der koöpvaardijschepen — hout-
halers en kolenschepen meest — en voorts, een steegje door,
naar de k ad e , waar de groote pakhuizen der Maatschappij N e-
d e r l a n d staan gebouwd en waaraan schepen en stoombooten
liggen, ladend of lossend, pas binnengekomen of tot uitgaan ge-
reed. Waar wij de boot hebben te zoeken, die straks vertrekken
zal, behoeven wij wel niet te vragen. Zij is reeds van verre
kenbaar genoeg aan de rookwolken, die haar schoorsteenen op-
zenden, en van nabij aan de menschenmassa, die af en aan
zwermt en het prächtige schip op een’ reusachtigen bijenkorf
doet gelijken. Wat leven en gejoel aan b o o rd ! De pas aange-
komen passagiers zoeken hun h u tte n , bergen hun goed. Bloed-
verwanten en vrienden omringen hen en nemen de piek in
öogenschouw, waar hunne geliefden eenige weken hun slaap- en
woonplaats hebben zullen en de medereizigers, die met hen de
bewoners dezer arke zullen zijn. Javaansehe bedienden en Euro-
pesche hofmeesters, 'matrozen en sjouwerlui, draven heen en weer,
ververschingen brengend, kisten slepend, pakken dragend. Le-
veranciers, nieuwsgierigen, belangstellenden, belanghebbenden,
agenten, beambten, scheepsofficieren verdringen elkander in het
salon. Aan de lange tafel zitten reizigers, reeds vroeger geko-
men, of met hun voorbereidende maatregelen gereed, en bezoe-
k e rs , zieh versterbend met de goede gaven, die de directie
aanbiedt aan allen , die er gebruik van willen maken. Op het