k w a r t i e r — geheel van de stad en hare heerlijkheden afge-
scheiden, en niet zelden daarmede in openbaren strijd, vormden
drie afzonderlijke, ofschoon meestal naet elkander verbonden land-
streken en maakten, na de herovering van de stad door prins
Maurits, met haar de hooge overheid van het gewest uit. De
regering bestond uit e i g e n e r f d e n , die uithoofde van genoeg-
zaam landbezit ten Landdage versehenen, en uit v o lm a g t e n ,
die door desbevoegden waren afgevaardigd uit zulke dorpen, waar
geen eigenerfden werden gevonden. Wij vinden hier in den grond
eene vereeniging van een groot aantal kleine, van elkander on-
afhankelijke staatjes, die alleen bij vrijwillige overeenkomst zieh
met elkander omtrent de behartiging van gemeenschappelijke
belangen verstaan, en slechts door nood gedrongen een’ tijd
lang een’ buitenlandsch vorst als opperheer erkennen of vrij-
willig aannemen; waar, uit den aard der zaak, de groote grond-
bezitter belangrijken, vaak overwegenden invloed uitoefent, maar
waar de adel, als zoodanig, volstrekt geen staatkundigeregten
en Privilegien boven den boerenstand heeft; waar oorspronkelijk
geen heerlijkheden werden gevonden, evenmin als er ooit een
leenregt met al den aankleve van dien heeft bestaan. Ieder dorp
is een republiek op zieh zelf, elk kwartier vormt een’ statenbond,
de drie kwartieren te zamen vormen een bondgenootsohap. Wij
hebben den voet gezet op Frieschen grond, op den bodem,
waar die merkwaardige bevolking woonde, wier hoogste eeretitel
altijd die van vr i j e ma n n e n is geweest.
’t ls een fraaije weg, die ons door debuu r t d e R u t e n , waar
eens een sterke bürgt heeft gestaan, waar nu alleen enkele vreed-
zame landbouwers wonen, naar Sloehteren brengt. Al zien wij ook
hier van ,,tijd tot tijd nog veenderijen, die zelden bijdragen tot
opluistering van een landschap, meest is ’t bebouwde grond.
Boekweitvelden met hun witte bloemen, korenakkers met hun
golvende halmen, aardappellanden met hun’ paarsche bloesem,
groene weiden met bonte runderen bezaaid , . wisselen elkander
af. Groote hofsteden, met boschjes en boomgaarden, volgen elkander
op. Eiken en beuken oversohaduwen den weg, en hoe meer
wij de kom van het dorp naderen, des te meer welvarende boe-
renwoningen|i|met blaauwe pannen op het voorhuis en roode
op de ruime sohuur, vertoonen zieh. Eindelijk zijn wij, aanvan-
kelijk althans, te r plaatse onzer bestemming gekomen. Onder het
veelkleurig groen van eiken en linden, populieren en wilgen, op
door welig groeijende hagen omringde erven, liggen de huizen
ter wederzij van de dorpsstraat, en majestueus rijst, vlak aan den
weg, de hooge, zware toren o p , boven de kruinen van het digte
hout, dat zijn’ sterken voet verbergt. Als het meerendeel der
Friesche kerktorens, is ook deze met een gewoon huisdak tusschen
twee spits toeloopende gevels gedekt, en als wij het kerkhof betreden
, eenige voeten boven den omliggenden grond verheven,
dan maken wij kennis met enkele eigenaardigheden. Boven vele
graven zien wij een houten getimmerte, niet ongelijk aan den
roef, die bij begrafenissen op de lijkkisten pleegt geplaatst te
worden en met het zwarte rouwkleed bedekt, maar hooger en
langer. Zwart is het hekwerk geverwd en met witte letters zijn
de namen der dooden, die er onder rüsten, er op vermeld. Zij
vervangen dus de plaats van lijksteenen en andere grafmonumen-
ten en doen gedurende eenige ja re n , met geringer kosten, dezelfde
dienst. De kerkhoven doen zij zeker niet in schoonheid en aan-
trekkelijkheid winnen, maar daarentegen ontkomen zij aan de kans ,
door menige, rriet adellijke wapens, pronkende helmen en brom-
mende titels versierde, zerk geloopen, om aan te landen op plaatsen,
waar de ijdelheid der nabestaanden, of de liefde der achterblij-
venden, gevoelig door hun vernedering zou worden gekwetst. In
’t ergste geval worden deze kunstelooze grafteekens na tijd en
wijle door den koster of den doodgraver verstookt, maar geen
oneerbiedige voet treedt er onverschillig over heen, als over de
gebroken zerken, tot plaveisel voor een kerkpad of tot stoepsteen
voor de deur der arbeiderswoning afgedaald.
Een andere eigenaardigheid, in deze streken in tusschen zeer
gewoon, i s , dat de toren ver van de kerk staat en volstrekt niet
in dezelfde lijn , zoodat zieh zou laten gissen dat een deel der
kerk was verwoest en afgebroken. Trouwens, de meeste Friesohe