dige proeven onzer vaderlandsche bouwkunst. Zal de toegang tot
het inwendige van het slot ons ook ontsloten worden ? Croy is
sinds een paar jaar van bestemming veranderd. V i s niet meer,
als van ouds, de zetel eener adellijke of aanzienlijke familie.
De laatste bewoonster en eigenaresse, de hoogbejaarde jonkvrouw
J. C. C. W. v a n d e r B r u g g h e n , was tot de R. C. kerk over-
gegaan en heeft haar slot met zijn onderhoorigheden vermaakt
aan de burgerlijke gemeente van Stiphout, om te strekken tot
een lisfdegesticht ter verpleging van ouden en hulpbehoevenden,
onder beheer van den burgemeester en van den pastoor der
plaats, t Is dus twijfelachtig, of de deur der inrigting voor
vreemdelingen zal opengaan. Maar ’t gevraagde verlof om binnen
te treden wordt bereidwillig gegeven; wij hebben gelegenheid
het huis te doorwandelen
van torencel naar kelderklnis,
en op te merken, dat de veranderde bestemming aan den inwendigen
toestand geen noemenswaardige veranderingen heeft aangebragt.
Over de inrigting als l i e f d e g e s t i c h t kunnen wij bij vlugtig
bezoek natuurlijk geen oordeel veilen. Wij ontvangen den in d ru k ,
dat de verpleegden er geenszins gebrek lijden, en wij willen van de
wijsheid der beheerders vertrouwen, dat het toevlugtsoord voor
afgeleefden en gebrekkigen geen kweekplaats van luiheid en zorge-
loosheid voor de gemeente worden zal. Ons bezoek geldt Croy als
k a s t e e 1, niet als philanthropische instelling, en als kasteel mögt het
roemen op een voortreffelijke inrigting. Een zeer ruime vestibule,
door twee wensters in den zijgevel en een raam in het front naast
den hoofdtoren verlieht, beslaat bijna de geheele breedte van het -
huis. Alle kamers komen er op u it, evenals de fraaije, breede,
steenen wenteltrap, die in den grooten toren is aangebragt. Het-
zelfde vinden wij op de bovenverdieping, al is hier een gang
met kleine kamertjes ten behoeve der verpleegde vrouwen afge-
schoten. De betimmering en versiering der kamers is grootendeels in
den stijl der vorige eeuw. Jhr. J a n Antoni j v a n d e r B r u g -
g h e n , die het slot in 1772 kocht, liet het aanmerkelijk restaureren,
en zijn broeder J o h a n Ca r e l G i d e o n , die hem zes jaar
later in ’t bezit opvolgde, zette de inwendige verfraaijingen voort.
Een antiek karakter draagt het kasteel van binnen dus n ie t,
behalve misschien in het fraaije gewelf der torenkamer naast den
ingang, waar wij ook op de muren goed uitgevoerde zinnebeeiden
van jagt en landbouw, in hout gesneden, aantreffen. Maar,
zoo al niet antiek, de groote zaal, thans tot kapel ingerigt, is een
vertrek van niet alledaagscbe waarde, met zijn kunstig en keurig
bewerkte witte medaillons van stukadoorwerk op hemelsblaauwen
grond, die längs de wanden zijn aangebragt in den trän t, waarin
de groote zaal van ’t Biljoen door een’ Italiaanschen meester was
bewerkt, hoewel wij hier niet de groote landschappen, maar kleine
— en welligt smaakvoller — versieringen vinden. ’t Zijn vooral
de ruime, gewelfde kelders met de dikke muren beneden, die
nog van de oudheid der ridderlijke huizinge spreken, en daar,
in den ronden hoektoren, naast het gewone woonvertrek der
mannelijke verpleegden, is ook de voormalige gevangenis van
het kasteel; nog te zien. Zelfs vinden wij er de lcetting nog,
aan een’ zwaren ijzeren ring midden in den steenen vloer geklon-
k en , waarmede de gekerkerde overtreder aan den voet werd
geboeid. De schoenmaker, die hier thans zijn eerzaam ambacht
ten behoeve der tegenwoordige invalide burgtzaten uitoefent,
behoeft evenwel, naar men ons verzekert, niet mef dien ketting
te worden vastgeklonken, noch achter de zware deur te worden
opgesloten. Vrees, dat hij zal wegloopen, schijnt niet te bestaan.
De oude Heeren van Croy behoefden eigenlijk geen gevangenis
op hun slot te liouden, daar er geen regtsdwang aan verbonden
was. Eerst sinds de heerlijkheid Stiphout, die laag en middelbaar
regtsgebied bezat, in 1043 , aan de eigenaars van Croy is geko-
men, kwam er op het huis een gevangenis voor stroopers en
houtdieven, voor vechters en vagebonden te pas.
Jammer is h e t, dat Croy geen geschiedenis heeft! Geen en-
kele gebeurtenis van eenig belang, geene enkele overlevering
verbindt zieh aan zijn’ naam. Van beleg of bestorming, van in-
nemmg of verwoesting, van heldhaftige verdediging of wisse