zen met groote schüren aantreffen, evenwel nog niet de land-
bouwerspaleizen van de klei. Ten behoeve der naburige stad
worden hier veel moesgroenten gekweekt en veel melkkoeijen
gehouden. Overigens zien wij er vooral aardappels en haver, ook
vlas en chicorei, te velde staan. Van de oude steenhuizen, een-
rtiaal onder Helpen gelegen, is niets meer bewaard. De sterke
bürgt van ’t aanzienlijke geslacht C o e n d e r s , wiens sterke muten
meer dan. eens de stormen des oorlogs trotseerden en de
eerste predikers der Hervorming beschermden, is door een boe-
renwoning vervangen, maar de plaats j- waar hij stond, is door
singels en grachten nog lcenbaar. Welligt berust onder de ko-
ninklijke familie de glazen beker n o g , waarmede, in 1581, M e n s o
A l t i n g op den bürgt het avondmaal heeft bediend, en die in
1840 door een zijner afstammelingen aan koning Willem I I werd
geschonken. Geheei verdwenen is de hofstede d e W y e r t , vroe-
ger aan den voet van den Hondsrug bij de A gelegen, evenals
het nonnenklooster Ma r i a op d e n H o o r n , aan de overzijde
dier rivier gesticht, en het J ü r g e n s g a s t h u i s , in 1422 te
Helpen gefundeerd. Oude oorkonden spreken van „den brink” ,
van „den esch” , van „de marke” , gelijk wij die nog in Drenthe
vinden, ten betooge, dat wij in dit deel van Groningerland niet
op oud-Frieschen, maar op oorspronkelijk Drenthschen bodem staan.
De hoogte van het terrein vergunt ons een ruim uitzigt, vooral
naar den k an t, waar de Hondsrug zieh langzaam glooijend verliest
in de uitgestrekte groene vlakte, verlevendigd door den
klinkenden waterspiegel van de A , of het H o o r n s c h e d i e p ,
en ginds in de verte door de schemerende bosschen van E e l d e
en P a t e r w o l d e omzoomd. Tallooze runderen grazen er in de
vruchtbare weiden en te midden van het rüstige landschap glij-
den de bruine en witte zeilen langzaam voort. Aan de andere
zijde van den weg zijn het meerendeeis hooge bouwlanden, met
hagen afgesloten, en is daardoor het uitzigt beperkt; de land-
streek wint er door in afwisseling.
In plaats van de o ude, gesloopte bürgten en godshuizen, ver-
rezen aan den Heereweg nieuwe villa’s en buitenverblijven, in
meer of minder eenvoudigen s tijl, in meer of minder edelen
bouwtrant. De splinternieuwe v i l l a Ge l r i a , door den zoon
van den vermaarden industrieel W. A. Schölten gebouwd, zal
misschien door velen wat bont en pronkerig worden genoemd,
en beter zullen hun de stemmige, deftige heerenhuizen van d e
K am p , E s s e n b u r g en H em m e n — alle drie zomerverblij-
v en , aan Jeden der familie Q u in t d s behoorende — voldoen.
Aan het eerste schijnen geen geschiedkundige herinneringen Verbünden;
het tweede bewaart in zijn’ naam de gedachtenis aan
het eenmaal vermaarde nonnenklooster der Bernardijner o rd e , in
1216 gesticht, in 1418 onder het bestuur van het kiooster Sib-
c u 1 o bij Vriezenveen gekomen en op het einde der 16ae eeuw
gesloopt. De Saxers hadden in 1514 beproefd er zieh te neste-
len, om van daar uit Groningen te bestoken, en de stadhouder
Rennenberg had er, kort voor zijn’ afval, eenigen tijd vertoefd.
Hemmen was eertijds een adellijk huis en heerlijkheid, aan het
Oversticht leenroerig. Op den in 1805 afgebroken bürgt had bis-
schop Bernard van Galen, bij het beleg van Groningen in 1672,
zijn hoofdkwartier. E s s e n en H e m m e n zijn twee oude buur-
schappen, onder H a r e n behoorende. Hare boerenplaatsen en
arbeiderswoningen, nevens de heeren-hofsteden en de fraaije heere-
boerderij d e Wo l f , verlevendigen den weg, die, hier en daar
met kloeke eiken en esschen beplant, door hooge wallen met
schilderachtige knoteiken, of door beuken- en doornhagen om-
zoomd, te midden van vruchtbare bouwakkers loopt, terwijl van
tijd tot tijd, tusschen het houtgewas, het uitzigt op.de groenlan-
den aan de A weer geopend wordt. Zoo bereiken wij, längs een
lange reeks van zonderling als knotwilgen gesnoeide peppels, het
aanzienlijke dorp H a r e n , het middelpunt eener zeer uitgestrekte
gemeente. ’t Is een vrolijke plaats, aan weerskauten van den
breeden weg gebouwd, wier huizen van de welvaart der bevol-
king getuigen. Gelukkig voor haar is ’t reeds lang geleden, dat
haar stille, bloeijende woonplaats herhaaldelijk door krijgsrumoer
verontrust en door vijandelijke troepen gekweld werd. Thans ziet
haar hooge, sterke toren op een tooneel vol vrede.en voorspoed