een welbekend landgoed; N i e uw - , K l e i n - o f L a a g - B u s -
s um, een klein, landelijk dorpje. Het laatste is ook wel in
menig opzigt vernieuwd, maar het is toch overoud in vergelij-
king met de zeer jeugdige b u u rt, die eerst van den jongsten tijd
dagteekent en die bij uitnemendheid N i e u w - B u s s um heet.
’t ls een plaats der toekomst. Er zijn breede wegen, met boomen
beplant. Overal villa’s in bloemtuinen met grasperken, hees-
tergroepen, plantsoenen. Maar de boomen zijn nog k le in , de
grasperken nog d o r , de heesters nog in het tijd p e rk , waarin het
twijfelachtig i s , of zij ’t zullen houden of sterven. ’t Geheei is
vrij zonnig en bar. Tijd en .zorgvuldige behandeling van den
schralen grond moeten nog het hunne doen. Maar over eenige
jaren kan Nieuw-Bussum een belangrijke aanwinst voor het Gooi
geworden zijn, want de aanleg is ruim en vrolijk, de huizen
zien er goed en aangenaam u i t , en het houtgewas wil er ook wel
vo o rt, als de eerste kwade jaren voorbij zijn. Dat zien w ij, als
wij niet ver van ’t Station , nevens dien houten koepel, den zand-
weg tusschen de hagen en onder ’t groen van opgaand geboomte
inslaan. Hier hebben wij de vrij wat ouder tuinen van de villa’s
N a s s a u en D e l t a , waar het hout digt en welig wast, en ook
in de dorpsstraat en op den Brink zien wij de lindenstammen
met frisch en krachtig loof getooid, ’t Is een aardig plekje,. met
zijn nette R. C. en Hervormde k erkje s, zijn nieuwe villa’s , raad-
huis en school'— het laatste gebouw, raadselachtig genoeg, met
kanteelen voorzien. Zou de meester wel eens door de jongens belegerd
w orden? Oude, schilderachtige boerenhuizen, met schuur en
woning onder e |n groot rieten d a k , met kleurige vensterluiken
en de prächtige tin te n , die de loop der jaren er op tooverde,
liggen onder de moderne heerenhuizen en de goed onderhouden
burgerwoningen vermengd. Hier en daar leidt een dwarsweg of
een zijstraat naar de bouwvelden er om h een , die door het af-
graven van het zand in allengs grooteren getale in cultuur zijn
gebragt. Over ’t geheel heeft het dorp een bloeijend en wel varend
voorkomen verkregen, vooral sinds de Oosterspoorweg aanleiding
gaf tot het verblijf van talrijke familien in de zomermaanden, en
schoone beloften heeft nog de toekomst voor het eertijds zoo
sti'le en afgelegene Bussum. Zijn verleden is aan belangrijke
gebeurtenissen arm. Alleen het vertoef van Don Erederik van
Toledo, in de voor ’t naburige Naarden zoo noodlottige winter-
dagen van ’t jaar 1572, geeft het eenige vermaardheid en verbindt
aan zijn’ naam een droevige herinnering.
Voorbij de bierbrouwerij en mouterij D e Ho o p komen wij
op den open grintweg buiten het dorp. Over de boekweit- en
korenakkers hebben wij een ruim uitzigt rondom ons. Voor ons
liggen de bosschen van O u d - B u s s u m en Z u i d - C r a i l o ; ter
linkerhand rijst de toren van Naarden boven een’ krans van
boomgewas o p ; regts van ons zien wij in het v eld , als een’ met
gras begroeiden heuvel, een’ opgeworpen wal, ter bestrijking van
de open terreinen, waarover de vijand d e ' sterke vesting zou
kunnen naderen. Met het rü s tig e ^ bloeijende landschap, waar
alles van vrede spreekt, is die herinnering aan oorlog en ver-
woesting weinig in overeenstemming, maar geenszins is zij in
strijd met de gedachten, opgewekt door gindsche vaak en zwaar
beproefde stad, die wel niet veel heeft, waardoor zij den wan-
delaar tot zieh trekt, maar die toch, to t schade van hare eigene
belangen, zieh menigmaal verdienstelijk genoeg heeft gemaakt,
om den vriendelijken groet te verdienen uit de schoone dreven,
die zij zoo dikwijls en zoo trouw bescherende, den groet der
zonen en dochteren van dat Holland, van wier haardsteden zij
meer dan eens vijandelijke legermagten heeft afgeweerd en wier
vaderen haar noodlot mede heeft vervuld met den moed en de
volharding, die Don Frederiks verschrikkelijke benden buiten
de muren hunner steden hield.
Bij de nederige herberg D e Go o i s e h e b o e r bereiken wij
den grooten straatweg van Amsterdam over Muiden en Naarden
op Amersfoort, die hier door eene lunet bestreken wordt. Hielden
wij regtsaf, dan kwamen wij voorbij de Belvedere van Z u i d
Cr a i l o , die daar zoo hei der afsteekt tegen het groen, en voorts
aan de beroemde L a r e n e r h o o g t e , aan wier voet het oude
L a r e n in ’t geboomte ligt en van wier top het oog een prach