2 2 4 HET VB0EGST BEWOOKDE GEDEELTE.
van den H o n d s r u g zieh eenige-eilen boven den Spiegel der
zee verheft. Daar hebben wij zonder twijfel de oudste bevolking
te zoeken, gelijk dan ook de drie hunebedden bij No o r d - en
Mi d l a r e n daarvan getuigen. Overigens ontbreken genoegzaam
stellige berigten, en de weinige oudheden op het Provinciehuis
te Groningen bewaard, kunnen nog geen voldoend licht ver-
spreiden. In den winter moet de beuvelrug als een landtong
hebben uitgestoken te midden van onafzienbare wateren; des
zomers was zij van „groene ingen” — groene velden om-
rin g d , vruchtbaar door de zeeklei, deels met zomervruchten be-
te e ld , meest als weide gebruikt, tot de herfststormen de bewo-
ners noodzaakten, met hun vee zieh in de bosschen en op den
veiligen zandgrond te bergen. In de 8 * en 9 * eeuw worden
eenige plaatsen in de graafschappen H u n s u n g a , P i v e l g a en
H u g m e r c h e met name genoemd. W i e r d e n of t e r p e n ,
door menschenhanden opgeworpen, deels, naar het schijnt, ook
„paalwoningen” , strekten tot woonplaatsen en toevlugtsoorden
eener bevolking van Frieschen stam, en blijkens de berekening
van hun land in „grazen” , was veeteelt er de hoofdbron van
bestaan. Eerst omstreeks het midden der l l äe eeuw komt er
wat meer klaarheid in de geschiedenis van het gewest. Destijds
lag op de uiterste spits van den Hondsrug d e v i l l a C r u o m n g a ,
met een aanzienlijk en vrij uitgestrekt domein, een bezitting
van het Duitsche rijk. De Roomsch-koning Hendrik I I I schonk
dit keizerlijk landgoed, in 1040, aan de kerk van St. Maarten
te Utrecht, „met hofsteden, gebouwen, eigen lieden, bebouwde
en woeste gronden, hooilanden, akkers, weiden, wateren, water-
loopen, visscherijen, wegen, stegen, uitgangen en opkomsten,
met het bewind van het graafschap, waarin het gelegen is, met
munt- en tolregt, regtsdwang en alle aan- en toebehooren, om
n it' de opbrengsten jaarlijks 30 wagenvrachten wijn te hebben,
terwijl het overschietende door den proost getrouwelijk tot hun
gebruik moest worden aangewend.” Het blijkt dus, dat in den
loop des tijds een niet onbelangrijke bevolking zieh hier had
neergezet en dat de maatschappelijke toestand reeds behoorlijk
VEEANDEBINGEN. 225
geregeld was. Dit landgoed, later als D r e n t h e rw o l d e , ook
als Go en Wo 1 d bekend, is het tegenwoordige Go o r e c h t .
Een deel er van willen wij op onzen eersten wandeltogt gaan
bezoeken.
Druk en levendig is het tooneel, dat ons bij het verlaten van
de schoone en in meer dan een opzigt merkwaardige hoofdstad
treft. Groningen verkeert in een tijdperk van overgang. Eeuwen
lang omsloot een gordel van sterke muren de stad, die als de
sleutel der Noordelijke gewesten werd beschouwd. Tot driemaal
toe waren haar wallen uitgelegd, en zoowel haar wakkere
regering als de besturen van gewest en land, hadden zieh be-
ijverd, de vestingwerken tegen onverhoedschen aanval en lang-
durig beleg bestand te maken. Menig magtig leger had er langen
tijd voor gelegen en zelfs het hoofd er voor gestooten, en
tot voor korte jaren werd Groningen als een belangrijke vesting
in geduchten staat van tegenweer gehouden. Thans worden haar
wallen gesiecht; grootendeels zijn zij' reeds met den grond gelijk
gemaakt en met hen verdween de fraaije H e e r e p o o r t ,
waardoor wij vroeger de stad zouden hebben verlaten. De weg,
die destijds over de H e e r e p o o r t e n b r u g regt op de laan daar
ginds, een weinig te r linkerzijde, aanliep, maakt tegenwoordig
een bogt en is over een’ zwaren dijk aangelegd. Ziet, ter linkerhand
wijzen sterke gemetselde pijlers de plaats waar de
nieuwe brug moet komen, en regts van ons, in de diepte, daar
wemelt het van kloeke poldergasten met hun kruiwagens en van
onvermoeide gravers. H et nieuwe scheepvaartkanaal, dat de schooners
en brikken van Pekel A naar de zee moet brengen, wordt
hier gedolven en de brug moet genoegzame afmetingen h ebben,
om de zeeschepen door te laten. Voor ’t oogenblik levert deze
zij de der stad nog een schouwspel van verwarring en verwoes-
ting. Kaie vlakten vervingen de gesloopte muren en de schamele
gevels der achterbuurten, eens achter de wallen verborgen, dra