356 DK »EOTTEKD AMSK KOFEEMOLEn”.
perpletterij werd gevestigd en thans een fabriek van houtbereiding
in werking is. 'l Is een fraaije buitenplaats, met boog en digt
houtgewas, van slingerpaden doorkruist; en längs den schaduwrijken
weg schiet het beekje lustig voort, totdat het bij een brugje
kletterend naar beneden stört. Nu zien wij ook den witten molen,
met het roode dak en het wentelend rad , half onder ’t groen
verscholen, en getuigde dat rad niet van de bestemming van het
vriendelijke gebouw, wij zouden ’t eer voor een heerenhuizinge
groeten, want voor den gevel prijken beeiden, helder afstekend
tegen den donkeren achtergrond. Toch is ’t het heerenhuis niet,
evenmin als hier nog de hoofdtoegang is tot het goed. Dien
vinden wij een weinig verder, door een deftig ijzeren hek , tus-
schen zware, met vazen versierde steenen pilasters, die den naam
d e R o t t e r d am s e h e k o p e rm o l e n met groote letters dragen.
Van hier leidt een breede laan naar het huis. Aan den overkant
van den weg is *t een ander, minder statig, maar niet minder
liefelijk tafereel. Daar kronkelt zieh de beek längs het frissche
weiland, waar de bonte runderen het lommer van een’ prächtigen
eik hebben opgezocht, en waar een schoone linde het rietendak
der boerenwoning overschaduwt. Nog eenigen tijd strekt het bosch
zieh längs de sparrenlaan van den straatweg uit. Dan komen wij
weer in ’t open veld; roode heide, witte boekweit, groenehaver,
de schaapskooi tusschen de berken aan het rulle zandspoor, ak-
kermaalshout, blaauwe heuvels in de verte, het torentje vdör
ons met zijn scherpe spits, het donkere bosch, dat den K a n n
e n b u r g omringt, waarboven even een torendak blinkt, de
kudde schapen op het woeste veld, boerderijen onder de eiken,
die hun knoestige takken beschermend er over uitbreiden, het
beekje met zijn steile kanten, slingerend door de akkers, de
molen met zijn gonzende wieken, dit alles geeft een’ rijkdom van
afwisseling, terwijl wij het stille dorpje naderen. Straks volgen
oude, hoogstammige beuken, een ijzergieterij, jwederom boek-
weitvelden en boschjes, en de eerste witte huiZen aan de dorps-
straat, met tuinen, bloemen, boomen, vrolijk "en rüstig gelegerd
rondom het kerkje tusschen de linden. Ook vinden wij er het
logement, des zomers druk bezocht en een aangename verblijf-
plaats voor families uit de stad, en niet het minst voor landschap-
schilders, die hier in niet geringen getale hun studies kwamen
maken, toen de heerlijke, wilde bosschen van den K a n n e n b u r g
nog in hun’ vollen luister prijkten. Hun ondergang was ook voor
V a a s s e n s welvaart een zware slag.
’t Voornaamste gebouw van het dorp is de k e rk , die de
sporen van hoogen ouderdom vertoont, al is zij tegenwoordig ook
grootendeels vernieuwd en zonder bouwkundige waarde. Als ’t
in het algemeen waar is, dat de oude steenen doopvonten, hier
en daar geyonden, bij de stichting van de kerkgebouwen er in
geplaatst werden, dan schijnt deze kerk uit de 12äe eeuw afkomstig.
Althans, tot die eeuw wordt de zandsteenen doopvont alhier,
waarvan tegenwoordig alleen het voetstuk nog over is, gebragt.
Die kerk was echter niet de eerste, die hier gebouwd werd. Zij
verving een nog veel ouder bedehuis, dat wel van hout zal zijn
opgetrokken geweést en dat reeds in 891 of 892 bestond. Destijds
toch gaf een vrome en blijkbaar bemiddelde vrouw, B r u n h i l d ,
„de kerk en eene hoeve in de villa F a s n a ” aan de abdij van
L a u r e s h am of L o r s c h . Vaassen moet dus op het einde der
9ae • eeuw een plaats van eènig belang zijn geweest, die althans
eene kerk bezat, waarschijnlijk de stichting van een’ der geörfden
-in de gemeenschappelijke bosschen en heidevelden, waarin B r u n h
i l d der abdij een aandeel afstond. Als van ouds wordt ook
thans nog een deel van den grond in den omtrek in gemeenschap
bezeten, maar wijselijk hebben de erfgenamen in verschillende
buurschappen de gronden verdeeld en daardoor de ontginning
van vrij wat nagenoeg rentelooze heide mogelijk gemaakt. Menig
voorvaderlijk gebruik is daardoor in vergetelheid geraakt, menig
woest en schilderachtig landschap is daardoor verdwenen. Toch
hebben wij geeu re g t, ons daarover te beklagen, daar de waarde